21023 |
beurs |
achter de banken:
awchter de benk (L288a Ospel)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20180 |
bevallen |
kramen:
kraome (L288a Ospel)
|
bevallen
III-2-2
|
24545 |
bevertjes |
rijertje:
mv.
ri-jjerkes (L288a Ospel)
|
trilgras
III-4-3
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voerruimte:
vōrrym(d)jǝ (L288a Ospel)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
23560 |
bewieroken |
bewieroken:
bewierruike (L288a Ospel)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25231 |
bewolking |
bewolkte lucht:
bewolkdje lōwgt (L288a Ospel),
overlopen lucht:
overlaupe lowgt (L288a Ospel)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25107 |
bewolkte lucht |
betrokken lucht:
de locht es betrokke (L288a Ospel)
|
Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
19613 |
bezem |
bezem:
besum (L288a Ospel),
bēzəm (L288a Ospel, ...
L288a Ospel)
|
bezem [RND] || bezem (soorten) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
steel:
stēl (L288a Ospel)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
18827 |
bezorgd |
bezorgd:
bezörgtj (L288a Ospel)
|
bezorgd
III-1-4
|