20515 |
ranzig |
garst:
?t spek is gerstig
gerst (L288a Ospel),
Det spek es gerst: dat spek is ranzig
gerst (L288a Ospel),
garstig:
?t spek is gerstig
gerstig (L288a Ospel)
|
ranzig || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
oprapen:
ǫprāpǝ (L288a Ospel),
rapen:
rāpǝ (L288a Ospel)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19558 |
rasp |
raspel:
raspəl (L288a Ospel)
|
rasp
III-2-1
|
19839 |
raspen |
raspen:
raspen (L288a Ospel, ...
L288a Ospel)
|
raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
23798 |
ratel van witte donderdag |
ratel:
ratel (L288a Ospel)
|
De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24767 |
ratelaar |
ratel:
rhinanthus
raatel (L288a Ospel)
|
ratelaar
III-4-3
|
24711 |
ratelpopulier |
rijerbeel:
ri-jjerbaele (L288a Ospel)
|
trilpopulier
III-4-3
|
20529 |
rauw |
groen:
greun (L288a Ospel),
rauw:
row (L288a Ospel)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19153 |
razen en gevaarlijk |
sakkeren:
sakkere (L288a Ospel)
|
razen
III-1-4
|