e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor het kuiken kuik: kyk (Ospel), piet, piet: pit, pit (Ospel), tiet, tiet, tiet: tit, tit, tit (Ospel) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus, kuus: kys, kys, kys (Ospel), varken: vɛrkǝ (Ospel) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam schaap: sxou̯p (Ospel) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roep- en lokwoorden voor het schaap schaap: sxou̯p (Ospel) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12
roepen roepen: rope (Ospel) roepen (geen context) [DC 38 (1964)] III-3-1
roeper klerk: klɛ̄rk (Ospel), schrijver: sxrīvǝr (Ospel) Degene die bij het pachten noteert. [II, add.] II-4
roeping roeping: reuping (Ospel) Roeping. [N 96D (1989)] III-3-3
roepnaam van de hond zoek: eieg.: roepnaam bij kinderen  soek (Ospel) hond III-2-1
roepwoord om de klokhen te lokken kloek, kloek, kloek: kluk, kluk, kluk (Ospel) [N 19, 44c; A 6, 2c] I-12
roepwoord voor de geit geit: gęi̯t (Ospel), met: mɛt (Ospel) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12