e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stamboekkoe volbloed: vǫlblōt (Ospel) Koe van geregistreerde afstamming. Zie ook de toelichting bij het lemma ''koe van geregistreerde afstamming'' in wbd I.3, blz. 330. Zie afbeelding 2. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3c; monogr.] I-11
stamper stamper: stɛmpǝr (Ospel) Blok hout met houten steel, gebruikt bij het stampen van de baggerbrij. [l, 104e] II-4
stamppot potage: puttazie (Ospel), Fr. potage  petaa’zie (Ospel) puree [stamp, stoemp] [N 38 (1971)] || stamppot III-2-3
stamppot met stokvis pratmoes: pratmoos (Ospel) stamppot van stokvis met aardappelen, gestoofde groenten en aardappelmoes III-2-3
standerdmolen kasmolen: kas[molen] (Ospel), kast: kast (Ospel), kastmolen: kast[molen] (Ospel) Vierkante, houten windmolen die om een zware verticale spil kan draaien. Zie afb. 6 en 13. Het woordtype gesloten standerdmolen (l 330) verwijst naar een standerdmolen waarbij het onderstel met planken is afgedekt waardoor een bergruimte ontstaat. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32a; A 42A, 52; Sche 3; A 42A, 93] II-3
station statie (<lat.): stasie (Ospel) de plaats van aankomst en vertrek van treinen [station, statie, halte] [N 90 (1982)] III-3-1
steeg, steegje steeg, steegje: steegskə (Ospel) steegje; Hoe noemt men een smal - tussen de huizen? [DC 31 (1959)] III-3-1
steel van de heizicht zeisensnade: zęjsǝsnōt (Ospel) [N 18, 77b; I, 26g] II-4
steel van de hooihark steel: stēl (Ospel) De steel van de houten hooihark; zie de toelichting bij het lemma ''hooihark'' en afbeelding 11, a. Men vindt ook wel stelen die uit een gevorkte tak zijn gesneden, en daarmee de stevigheid verkrijgen die men anders door de verbindingsstukken tot stand brengt; vandaar de vork-benamingen aan het einde van het lemma. [N 18, 92a] I-3
steel van de schop schuppesteel: sxøpǝstēl (Ospel) [I, 29f] II-4