e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tabakspruim pruimpje: pruumke (Ospel), rolletje: rulke (Ospel), Uitsluitend verklw.  rölke (Ospel) pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)] || rolletje pruimtabak III-2-3
tabernakel tabernakel (<lat.): tabernakel (Ospel, ... ) De brandkast, kluis of safe, waarin de heilige vaten bewaard worden. [N 96A (1989)] || Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)] III-3-3
tafel tafel: tōͅfəl (Ospel) tafel III-2-1
tafelkleed tafellaken: tōͅfəllākə (Ospel) tafelkleed III-2-1
tafelmes tafelmes: taofelmes (Ospel) mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)] III-2-1
tak (alg.) tak: tak (Ospel), tek (Ospel) (jonge) takken mv. [DC 41 (1966)] || dikke tak [DC 25 (1954)] III-4-3
tak op ingezaaid land rijs: ris (Ospel), rijsje: riskǝ (Ospel) De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.] I-4
takken (coll.) tak (mv.): ± WLD  tek (Ospel) Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] III-4-3
takken krijgen vertakken: vertakken (Ospel) Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)] III-4-3
takkenbos, bussel hout mutterd: muttert (Ospel) takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)] I-7