e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trosanjer geroffel: snóffel (Ospel) trosanjer III-2-1
trossen poezen: puzǝ (Ospel) Gekleurde kwasten boven op het haam. [N 13, 13] I-10
trots groots: gruuëts (Ospel), wreed: vrieët (Ospel) trots || verwaand, trots III-1-4
trotsheid grootsigheid: gruuëtsigheit (Ospel) verwaandheid III-1-4
trouwboekje trouwboekje: trouwbukske (Ospel, ... ) het trouwboekje [trouwbusj-je] [N 96D (1989)] || trouwboekje III-2-2
trouwen trouwen: trouwe (Ospel) trouwen III-2-2
trui trui: trūīj (Ospel) Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)] III-1-3
tuberculose t.b.c.: t.b.c. (Ospel), tering: tering (Ospel) Een besmettelijke ziekte die ontstaat doordat tuberkelbacteriën in het lichaam van het dier geraken. De besmetting kan op verschillde wijzen gebeuren: direct, doordat de smetstof met de ingeademde lucht of het opgenomen voedsel van lijders aan tuberculose belandt in het lichaam van gezonde stalgenoten; indirect, doordat de smetstof via zuivelfabrieken met de melk van het ene bedrijf op het andere terechtkomt. Het is een slepende ziekte. Zie ook het lemma ''tuberculose'' in wbd I.3, blz. 483.' [N 3A, 85a; N 52, 17a; A 48A, 30a] I-11
tuieren tuieren: tȳrǝ (Ospel) Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11
tuierhamer klophout: klophǫu̯t (Ospel) De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15] I-11