e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vast hard als een steen: zo haart als ⁄ne stein (Ospel) doorbakken; Hoe noemt U: Zwaar gebakken, gezegd van brood (derf, klut, klei, knoef, kluit) [N 80 (1980)] III-2-3
vast varkensvoer droogvoer: drȳǝxvōr (Ospel) [N 76, 39; monogr.] I-12
vast veen vaste peel: vāstǝ pīǝl (Ospel) De goede, ongerepte veengrond. [I, 16a] II-4
vaste kant van het veen vaste kant: vastǝ kanjtj (Ospel) Bij het afgraven heeft men in het veen een vaste kant. [II, 46] II-4
vaste uitwerpselen keutelen: kø̄tǝlǝ (Ospel), schaapskeutelen: sxǫpskø̄tǝlǝ (Ospel), sxǫu̯pskø̄tǝlǝn (Ospel), stront: stronjtj (Ospel), strontj (Ospel), varkensstront: vɛrkǝsstronjtj (Ospel) [N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.] I-11, I-12
vaste voer- en drinkbak koetrog: kǫu̯trux (Ospel), trog: trōx (Ospel) De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
vasten vasten: vaste (Ospel) Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)] III-3-3
vastenavond vastelavond: vastəloͅ.vənṭ (Ospel), vastenavond: vastenaovunjt (Ospel) De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || vastenavond [RND] III-3-2
vastendag vastendag: vastedaag (Ospel) Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)] III-3-3
vastenpreek vastenpreek: vastepreek (Ospel) De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)] III-3-3