24046 |
ereboog voor de jonge priester |
ark:
ark (L288a Ospel)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33610 |
erf |
erf:
ɛrəf (L288a Ospel),
hof:
hō.f (L288a Ospel)
|
I-7
|
24971 |
ergens, hier of daar |
ergens:
ps. blz. 21 van deel 2 (N-W).
êrreges (L288a Ospel),
evers:
Verouderd BO.
aevers (L288a Ospel)
|
ergens, hier of daar
III-4-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ért (L288a Ospel),
ɛrt (L288a Ospel)
|
erwt || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5, I-7
|
20861 |
erwtensoep |
erwtensoep:
Verklw. ertesöpke
ertesop (L288a Ospel)
|
erwtensoep
III-2-3
|
20855 |
eten (ww.) |
bikken:
bargoens Ich bîn zoeë dao, ieërst mót ich nog effe bikke
bikke (L288a Ospel),
eten:
eite (L288a Ospel, ...
L288a Ospel),
éétə (L288a Ospel)
|
eten [DC 35 (1963)], [DC 37 (1964)], [RND]
III-2-3
|
20719 |
etensresten |
klitsklatsjes:
uitsluitend mv. uitsluitend verklw.
klitskletskes (L288a Ospel),
knauwelen:
Aetj di-j knoûwel zellef mer op
knoûwele (L288a Ospel)
|
etensrestjes
III-2-3
|
26889 |
etenszak of etenstrommel |
boterhammentrommel:
bōtǝrhamǝtromǝl (L288a Ospel),
henkelman:
heŋkǝman (L288a Ospel),
knik:
knek (L288a Ospel),
peelmandje:
piǝlmɛntjǝ (L288a Ospel)
|
Materiaal om het eten voor de dag in te bewaren. De knik of knapzak is in L 265 gevuld met boterhammen, boekweitkoek of spekkoek. In L 288a draagt men een peelmandje met een dubbele riem, op iedere schouder één riem. [II, 2b]
II-4
|
26958 |
fabrieksturf |
fabrieksturf:
fabrikstø̜rǝf (L288a Ospel)
|
Soort zwarte turf bestemd voor de vlamovens, steenfabrieken en andere. Een normale maat voor fabrieksturf kan zijn 14 x 14 x 40 cm. [II, 52d]
II-4
|
20172 |
familie |
familie:
femiêlie (L288a Ospel)
|
familie
III-2-2
|