e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ospel

Overzicht

Gevonden: 3815
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
franciscaan bruine pater (lat.): broen paters (Ospel) Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)] III-3-3
frater steenknuiter: steînknuuëter (Ospel) frater III-4-1
fret fret: fret (Ospel) fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)] III-4-2
frikandel frikadel: frikkedel (Ospel) frikandel III-2-3
fris weer nijpig: JK: correct overgenomen  niepig (Ospel) tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)] III-4-4
fronsen fronselen: gefronseltj (Ospel) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)] III-1-1
fruit eten groen opeten: greun op aiten (Ospel), snatsen: Hae és maager van ¯t snaatse  snaatse (Ospel) fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] || uit de hand fruit eten III-2-3
fruit, ooft ooft: spec. slechte soort peer als vlaaispijs gebruikt  oeëft (Ospel) ooft I-7
fruit, slechte kwaliteit kraatsel: kraatsel (Ospel) gerimpelde appel I-7
fundament fondament: fǫ.ndǝmę.nt (Ospel) De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.] II-9