33228 |
fijnste zeef, uitschotzeef |
krielenzift:
krīlǝzeft (L163p Ottersum),
schrotzift:
schrotzift (L163p Ottersum)
|
Soms is er nog een derde, onderste zeef, waar het "uitschot", de zeer kleine aardappelen en stukken aardappel worden afgezonderd van het afval en de losse aarde. [N 12, 34c]
I-5
|
28758 |
flanel |
keperflanel:
kēpǝrflanɛl (L163p Ottersum)
|
Lichte en losse, weinig gevolde wollen of halfwollen stof, met een glad of gekeperd weefsel (Van Dale, pag. 774). Flanel wordt veel gebruikt voor nacht- en sportkleding. [N 62, 89a; N 59, 201; N 62, 75f; N 62, 75b; MW; monogr.]
II-7
|
30608 |
flatting |
flatting:
flatting (L163p Ottersum)
|
Vernis die bij voorkeur wordt gebruikt voor het grondvernissen. Daarbij wordt de flattinglaag na verharding afgeslepen zodat oneffenheden verwijderd kunnen worden en er een vlakke en tevens matte oppervlakte ontstaat. Flatting kan als grondlaag voor buiten- als voor binnenwerk worden aangewend. [N 67, 21c]
II-9
|
20838 |
flauw |
flauw:
flauw (L163p Ottersum)
|
flauw, smakeloos [RND]
III-2-3
|
20525 |
flensje |
koekje:
kykskə (L163p Ottersum)
|
flensje
III-2-3
|
18021 |
fluim |
groen kuiken:
n grūūn kuuke (L163p Ottersum)
|
fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
uitsmijten:
uutsmiete (L163p Ottersum)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
28760 |
fluweel, velours |
fluweel:
fluweel (L163p Ottersum),
velours:
vǝlūr (L163p Ottersum)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
33755 |
fokmerrie |
veulenmeer:
vø̜̄lǝmē̜r (L163p Ottersum)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
20143 |
fopspeen |
lots:
loerts (L163p Ottersum),
tut:
tut (L163p Ottersum)
|
fopspeen
III-2-2
|