29568 |
afslijpen |
afslijpen:
afslipǝ (L163p Ottersum)
|
Het aanbaksel van de pot verwijderen. [N 49, 90]
II-8
|
30405 |
afsnuiten |
bijsnuiten:
bejsnøtǝ (L163p Ottersum)
|
De scherpe hoek of snuit afsnijden van een stuk hout, dat in een ander ingelaten moet worden. Bij het vervaardigen van een trap worden, wanneer de treden onder een scherpe hoek in de boom vallen, de voorkanten van de wellen voor zover zij in de nesten komen, bijgesnoten. [N 55, 120a]
II-9
|
30403 |
afspijkeren |
de trap afnagelen:
dǝ trap˱ afnāgǝlǝ (L163p Ottersum)
|
De stootborden met behulp van nagels tegen de wellat en de trede vastspijkeren. [N 55, 118]
II-9
|
30671 |
afsteekmes |
steekmes:
stē̜kmɛs (L163p Ottersum)
|
Werktuig voor het verwijderen van kalk- of waterverflagen en van opgeloste of afgebrande verflagen. Het vertoont dezelfde vorm als het plamuurmes, maar heeft een stugger blad. In Q 121 werd als afsteekmes een 'afgesleten spachtelmes' ('āfjǝšlē̜sǝ špaxtǝlm'ts') gebruikt. [N 67, 54c]
II-9
|
33086 |
afsteker |
afsteker:
afstēkǝr (L163p Ottersum)
|
Bij het bergen van de oogst in de schuur zijn altijd twee, soms ook drie personen betrokken. De afsteker (dit lemma) werpt de schoven van de oogstkar naar beneden; de tasser (lemma ''tasser in de schuur'', 5.1.13) tast de schoven op in het schuurvak. Als de afstand tussen de afsteker en de tasser te groot is geworden wanneer men al hoog is gevorderd op de tas, worden de schoven door een derde persoon (lemma ''bijgooier'', 5.1.14) doorgegeven. Dit lemma bevat de benamingen voor degene die de schoven van de kar af aanreikt aan degene die stapelt, of eventueel aan de tussenpersoon. Normaal gesproken is dit een neergaande beweging (af-). Sommige opgaven bevatten het voorvoegsel op-; hierbij moet wel gedacht worden aan een hoger dan de wagen gelegen graanstapel. [N 15, 47; monogr.]
I-4
|
29551 |
afstoken |
afstoken:
afstǭkǝ (L163p Ottersum),
het vuur opjagen:
ǝt ˲vȳr opjāgǝ (L163p Ottersum)
|
Met rechtopstaande takkenbossen stoken. [N 49, 84b]
II-8
|
30791 |
afstoppen |
aanstoppen:
ɛnstopǝ (L163p Ottersum)
|
Een ruit met behulp van stopverf in de sponning vastzetten. [N 67, 90e]
II-9
|
31979 |
aftekenen met behulp van een kruishout |
aftrekken:
aftrękǝ (L163p Ottersum)
|
Met behulp van het kruishout of het dubbel kruishout een stuk hout op breedte en/of dikte aftekenen, bijvoorbeeld wanneer dit geschaafd moet worden. Wanneer het kruishout met het blokje langs de rand van het werkstuk wordt voortbewogen, krast de pin een evenwijdig aan die rand lopende lijn in het hout. [N 53, 197b-d; N G, 17c]
II-12
|
31344 |
aftekenmal |
mal:
mal (L163p Ottersum)
|
Kartonnen of houten voorbeeld waarnaar iets, bijvoorbeeld een profiel, gemaakt wordt. De aftekenmal kan dus dienen als geleider bij het afschrijven en/of controleren van het profiel van een werkstuk. [N 53, 196a]
II-12
|
33313 |
aftrekken (met de hand) |
plukken:
pløkǝ (L163p Ottersum)
|
Het uit de grond trekken van konijnevoer, onkruid, e.d., zonder dat daarbij gereedschap wordt gebruikt. [N Q, 11c]
I-5
|