25526 |
gemalen, niet gezuiverd graan |
gemalen weit:
gǝmǭlǝ wéjt (L163p Ottersum),
roggemeel:
rǫgǝmē̜l (L163p Ottersum)
|
De inhoud van het lemma beantwoordt niet in alle gevallen duidelijk aan het lemma-opschrift. Er is een groep woordtypen die een algemene benaming geeft, een tweede groep duidt op "gemalen, niet gezuiverd graan", een derde duidt een bepaald soort ongezuiverd meel aan en de vierde groep geeft aan dat dit graan voor veevoer wordt bestemd of dat dit afval is. [N 29, 14a]
II-1
|
33670 |
gemeenteweide |
broek:
brūk (L163p Ottersum),
gemeentewei:
gemeentewei (L163p Ottersum)
|
Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
18958 |
gemene vrouw |
canaille (fr.):
Zij hèt mien uutgemakt vör èn knâllie
knâllie (L163p Ottersum)
|
boosaardige vrouw, canaille
III-1-4
|
18939 |
gereed |
klaar:
Ik bin klaor mit mien wé.rk
klaor (L163p Ottersum),
vaardig:
Oej, oej, Nów ziede vèrrig (zit je in de boot) Wat hèdde mien nów vèrrig gemakt
vèrrig (L163p Ottersum)
|
gereed || klaar, af
III-1-4
|
31747 |
gereedschapskist, gereedschapszak |
gereedschapsbak:
gǝrētsxaps˱bak (L163p Ottersum)
|
De kist of zak waarin het gereedschap wordt opgeborgen als de timmerman op karwei gaat, bijvoorbeeld om een kapconstructie te plaatsen. [N 55, 179b; monogr.]
II-12
|
29055 |
geren |
geren:
gērǝ (L163p Ottersum)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|
32979 |
gerst |
gerst:
gārst (L163p Ottersum)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
29829 |
geschifte steen |
schaal:
sxǭl (L163p Ottersum)
|
Metselsteen die op zijn smalle kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie ook afb. 29. [N 31, 19e; monogr.]
II-8
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
aanspitsen:
ânspitse (L163p Ottersum),
foeksen:
foekse (L163p Ottersum),
naaien:
nääje (L163p Ottersum),
opschrijven:
ópschrie.ve (L163p Ottersum),
ritsen:
ritse (L163p Ottersum),
roetsen:
roetse (L163p Ottersum),
wiksen:
wikse (L163p Ottersum)
|
gemeenschap hebben || gemeenschap hebben, paren
III-2-2
|
32063 |
gesmede spijker |
gesmede nagel:
gǝsmejdǝ nāgǝl (L163p Ottersum)
|
Een spijker die door de smid gesmeed is. Zie ook de paragraaf over de nagelsmid in wld II.11, pag. 139 - 140. [N 54, 12a; N 64, 104b; monogr.]
II-12
|