30597 |
grondverf |
grondverf:
grōnt˲[verf] (L163p Ottersum)
|
Verf die dient als ondergrond voor een dekverf. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 18b]
II-9
|
30054 |
grondwerker |
grondwerker:
grōntwęrǝkǝr (L163p Ottersum)
|
De arbeider die het graafwerk voor kelderruimte of funderingssleuven verricht. In L 270 werd dit werk gewoonlijk door de handlangers gedaan. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)-' geplaatste vormen het lemma 'Handlanger'. [N 30, 3a; N 30, 26a; monogr.]
II-9
|
32738 |
groot geploegd middendeel |
plak:
plak (L163p Ottersum)
|
Onder het groot geploegd middendeel van een akker wordt verstaan de aan één stuk en meestal in lengtevoren te ploegen hoofdmoot van een akker, die het eerst bewerkt is of wordt. Dit middendeel omvat, op de wendakker(s) en een evt. geerstuk na, de gehele akker. Voor sommige van de hieronder vermelde termen zie men ook het lemma zzoivoor, diep geploegd land. [N 11, 52; N 11A, 125a]
I-1
|
32670 |
groot voorploegwiel |
groot rad:
grō(ǝ)t rat (L163p Ottersum)
|
Het grote, doorgaans rechter voorploegwiel dat "in de voor" loopt. Van onderstaande termen zijn voorrad, voorwiel, voorrullen ook toepasselijk op het in de voor lopende wiel van een karploeg met twee even grote wielen. Voor het voor-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 31.II.c; N 11A, 97c]
I-1
|
20346 |
grootmoeder |
groot, de -:
gröt (L163p Ottersum),
grootmoeder:
zie gröt
grötmójjer (L163p Ottersum),
grootmoet:
zie gröt
grötmoet (L163p Ottersum)
|
grootmoeder
III-2-2
|
20288 |
grootvader |
grootvad:
grötfât (L163p Ottersum),
grootvader:
Zie grötvât
grötvajjer (L163p Ottersum)
|
grootvader
III-2-2
|
22504 |
grote knikker |
stuiter:
stuuter (L163p Ottersum)
|
Een grote knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|
31377 |
grove vijl |
grove vijl:
grǭvǝ vīl (L163p Ottersum)
|
Vijl met een grof bekapt blad. Doorgaans heeft het blad van een deze vijl minder dan 26 tanden per inch (vgl. Handboek Gereedschap, pag. 238). De grove vijl wordt gebruikt bij het bewerken van zachte metalen waarvan men in korte tijd een grote hoeveelheid materiaal wil verwijderen (V.d. Kloes en Risch, pag. 251). Verschillende informanten gaven als antwoord op de vraag naar de ...grove vijl" een variant van het woordtype bastaardvijl. De fonetisch gedocumenteerde gegevens hiervan zijn opgenomen in het lemma "bastaardvijl". Volgens de invuller uit K 353 werd de grove vijl voor bruut werk (brøt wɛrǝk) gebruikt.' [N 33, 86; N 64, 53d]
II-11
|
33226 |
grove zeef, voor consumptieaardappelen |
grove zift:
grǫf zeft (L163p Ottersum),
grǫfǝ zeft (L163p Ottersum)
|
De meest grove of bovenste zeef; hierdoor worden de grootste aardappelen afgezonderd van de rest. Deze dienen voor de consumptie. Omschrijvende antwoorden als "grote zeef" zijn hier niet opgenomen. In Belgisch Limburg is zeef onzijdig en moet men voor grove zeef wel grof zeef lezen. [N 12, 34a]
I-5
|
24166 |
grutto |
gruutje:
grutje (L163p Ottersum),
grutjes (L163p Ottersum)
|
grutto || grutto (41 lange rechte bek en poten; wit in de vleugel; luidruchtig; algemeen in weiland; roep onder de pronkvlucht hoog in de lucht [grrieto, grrieto] [N 09 (1961)]
III-4-1
|