e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
harken gritselen: grisələ (Ottersum), harken: hɛ̄rkə (Ottersum) harken III-2-1
harken, werken met de hark harken: hɛ̄rǝkǝ (Ottersum) Zie de toelichting bij het lemma Hark, Algemeen. Object van kleinmaken is: kluiten, harde grond; object van zuivermaken is: het bed, de tuin. [JG 1a, 1b; A 28, 1b; L 1, a-m; Lu 6, 1b; S 12; monogr.; add. uit N 15, 3] I-5
harmonisch van bouw tiepig paard: tipex pē̜rt (Ottersum  [(tiepig: typisch "karakteristiek type-paard")]  ) Gezegd van een goed gebouwd paard, met korte, gesloten en gevulde flanken. [N 8, 64a] I-9
hart hart: ha.rt (Ottersum), hart (Ottersum) hart [RND] || Holle spier in de borst die door pulserende bewegingen de bloedsomloop gaande houdt. [N 28, 88a] I-11, III-1-1
hart op hart hart op hart: hart˱ ǫp hart (Ottersum) De afstand van het midden van een balk tot het midden van de daaropvolgende balk. [N 54, 117] II-9
haspel grote haspel: grote haspel (Ottersum) Een drie- of vierarmig, ronddraaiend toestel op het spinnewiel waarmee onder andere de gesponnen wol tot strengen werd verwerkt. Zie afb. 53. [N 34, D] II-7
haver haver: hāvǝr (Ottersum) Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
haverkist, hakselkist haverkist: [haver]kest (Ottersum) De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.] I-6
haverkorfje maatje: mø̜tjǝ (Ottersum), zift: zeft (Ottersum) Korfje uit stro en twijgen gevlochten waarmee men haver voor het paard in afmeet. De inhoud is ongeveer 3 kg. Men bindt het ook wel aan de muil van het paard om te beletten dat het ergens aan vreet, bijvoorbeeld bij het maaien. [N 18, 112] I-11
havermout haveremout: haaveremout (Ottersum), havermout: Syst. WBD  havermout (Ottersum) Havermout [N 16 (1962)] III-2-3