19632 |
kussensloop |
kussensloop:
køsəslōp (L163p Ottersum),
kussloop:
køsslōp (L163p Ottersum),
kustijk:
køstik (L163p Ottersum),
køstīk (L163p Ottersum)
|
kussensloop
III-2-1
|
17983 |
kwaal |
kwaal:
kwaol (L163p Ottersum)
|
kwaal [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
24366 |
kwabaal en puitaal |
kwabaal:
kwabaol (L163p Ottersum)
|
puitaal
III-4-2
|
33920 |
kwade droes |
rots:
rǫts (L163p Ottersum
[(kwade droes= snotziekte - duits ''Rotz'')]
)
|
Kwade droes of malleus is een slepende ziekte die nog weinig voorkomt. Op het neusslijmvlies ontstaan knobbeltjes en wonden met opstaande randen die stervormige littekens achterlaten. De keelgangsspieren zijn gezwollen, met harde knobbelige, vastzittende verdikkingen. De dieren hebben koorts en vermageren. Meestal wordt tussen goedaardige en kwade droes geen onderscheid meer gemaakt; op vele plaatsen is kwade droes onbekend. [A 48A, 28a; N 8, 90a; N 52, 15a; monogr.]
I-9
|
19136 |
kwalijk |
kwalijk:
Dat is ¯n kwélleke zaak
kwéllek (L163p Ottersum)
|
kwalijk
III-1-4
|
25341 |
kwart, vierde deel, maat |
vierdel:
vèrrel (L163p Ottersum)
|
kwart, vierde deel
III-4-4
|
32114 |
kwart-holvormig profiel |
hollat met twee bandjes:
hǫllat met twēǝ bɛ̄ntjǝs (L163p Ottersum)
|
Holvormige profiellijst met de vorm van een kwartcirkel. Zie ook afb. 156. [N 55, 155]
II-12
|
32113 |
kwart-rondvormig profiel |
duiveljager:
dȳvǝljāgǝr (L163p Ottersum)
|
Bolvormige profiellijst met de vorm van een kwartcirkel met een plat bandje aan beide zijden. Het wordt vaak gebruikt voor de inwendige afwerking van een hoek. Zie ook afb. 155. [N 55, 154]
II-12
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
kwartje (L163p Ottersum)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
32254 |
kwast, noest |
knoest:
knust (L163p Ottersum),
noest:
nust (L163p Ottersum)
|
Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.]
II-12
|