e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mager paard wrak: vrak (Ottersum) [N 8, 62m] I-9
mais oogsten plukken: pløkǝ (Ottersum) De maïskolven van de planten aftrekken. Het object van de handeling is steeds maïs -vergelijk het lemma ''mais'', 1.2.12- of maïskolven -vergelijk het lemma ''maiskolf'', 1.3.9-.' [N Q, 21; monogr.] I-4
maiskolf kolf: kǫlǝf (Ottersum) Het vruchtbeginsel van de maïsplant. In L 269a wordt het vrouwelijk vruchtbeginsel (kolf) anders benoemd dan het mannelijk beginsel (aar). Zie afbeelding 1, g, 1. [N Q, 20; monogr.] I-4
mak zeeg: zēx (Ottersum) Gezegd van een zachtaardig, gewillig paard. [JG 1a; N 8, 64i en 64j] I-9
makelaar makelaar: mākǝlār (Ottersum) Verticaal in de top van de kap aangebracht stuk hout dat dient tot ondersteuning van de nok. De makelaar verbindt het midden van de hanebalk met de top van het gebint. Zie ook afb. 49k. [N 54, 162; div.] II-9
maken maken: make (Ottersum), maken (Ottersum) maken [DC 02 (1932)] III-1-4
mal formeel: fǫrmēl (Ottersum), mal: mal (Ottersum) Boogvormig uitgezaagd plankje dat wordt gebruikt bij het vervaardigen van een gewelfd plafond. [N 54, 144b] II-9
maler ballenmaker: balǝmākǝr (Ottersum) De arbeider die de klei in de kleimolen brengt en met behulp van dit toestel de klei bewerkt. [N 49, 17c] II-8
man kerel: kɛl (Ottersum), kɛ̄l (Ottersum) man [RND], [RND] III-3-1
man, manspersoon man: man (Ottersum), manskerel: ma.nskèl (Ottersum), manslui: ma.nsluj (Ottersum), zie ma.nsluj  ma.nsluuj (Ottersum) man || mannen, man(s)volk || manspersoon III-2-2