28886 |
naaldenkoker |
naaldenkoker:
nǫldǝkǭkǝr (L163p Ottersum),
nǭldǝkē̜kǝr (L163p Ottersum)
|
Langwerpige koker voor het bewaren van spelden en naalden. Deze koker kan van hout zijn en kan wat krijtpoeder bevatten. Volgens de informant van L 416 worden naalden zo bewaard om naaldenroest tegen te gaan. De informant van Q 111* vermeldt dat men daar talkpoeder gebruikt in plaats van krijtpoeder. [N 59, 13b; N 62, 70; Gi 1.IV, 63; monogr.]
II-7
|
34013 |
naar links |
haar-op:
hār ǫp (L163p Ottersum)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hot-eweg:
hǫt ywęx (L163p Ottersum)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
25351 |
naasten |
benaderen:
bǝnādǝrǝ (L163p Ottersum)
|
Als bij controle blijkt dat het gewicht van het te slachten dier niet juist, d.w.z. te laag door de eigenaar is opgegeven bij de belastingdienst, mogen de kommiezen de waarde van het overwicht zelf houden. Volgens de informant van L 321 hangt dit naasten van de te lage prijs af en niet van het gewicht. [N 28, 3]
II-1
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtegaol (L163p Ottersum)
|
nachtegaal (16,5 bekend; kleine bruine vogel met rossige staart; vrij zeldzame zomervogel; verborgen levend; beroemd om de zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
30362 |
nachtschoot |
slot:
slǫt (L163p Ottersum)
|
Schoot die door het draaien van de 'sleutel' buiten de belegplaat wordt gebracht. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. [N 54, 103c]
II-9
|
24214 |
nachtzwaluw |
geitenmelker:
gè.jtemélker (L163p Ottersum),
zwalf:
zwèlf (L163p Ottersum)
|
nachtzwaluw || nachtzwaluw (27 vrij zeldzame zomervogel; meest op de hei; bruin met allerlei streepjes en vlekjes; overdag onvindbaar; maakt geen nest; roep ratelend [errrrrr-orrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33881 |
nageboorte van het paard |
boks:
boks (L163p Ottersum)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|
25410 |
nagels verwijderen |
aftrekken:
aftrɛkǝ (L163p Ottersum)
|
De nagels worden meestal afgetrokken met de haak die aan de bovenkant van de krabber zit. Men kapt of snijdt ze ook wel af of wringt ze met de hand af. Alvorens de nagels te verwijderen houdt men ze in heet, zelfs kokend water. [N 28, 35; monogr.]
II-1
|
25392 |
nagieten |
afspoelen:
afspylǝn (L163p Ottersum)
|
Nadat de haren afgekrabd zijn, wordt het dier met koud water afgespoeld; enerzijds om achtergebleven haren en eventueel vuil te verwijderen, anderzijds om het nascheren gemakkelijker te maken. [N 28, 26]
II-1
|