21652 |
roeper |
afroeper:
afruuper (L163p Ottersum)
|
afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (L163p Ottersum)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
34460 |
roepwoord voor de geit |
sik, sik, sik:
sek, sek, sek (L163p Ottersum)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
bèè, bèè:
bē̜, bē̜ (L163p Ottersum),
sik, sik, sik:
sek, sek, sek (L163p Ottersum)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|
24236 |
roerdomp |
domper:
dómper (L163p Ottersum)
|
roerdomp
III-4-1
|
20819 |
roeren |
roeren:
ry(3)̄rə (L163p Ottersum)
|
roeren
III-2-3
|
32976 |
rogge |
rog(ge):
rǫgǝ (L163p Ottersum),
rǫx (L163p Ottersum)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20760 |
roggebrood |
brood:
brōt (L163p Ottersum),
pompernikkel:
pōmpənekəl (L163p Ottersum),
zwartbrood:
mv. zwart?br”?
zwart˂brōt (L163p Ottersum)
|
brood, roggebrood || zwart roggebrood
III-2-3
|
20674 |
roggemeelpap |
roggemeelspap:
Syst. WBD
roggeméélspap (L163p Ottersum)
|
Pap van roggemeel (prol?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18284 |
rok: algemeen |
rok:
ròk (L163p Ottersum)
|
Hoe noemt U in het algemeen een rok? [N 62 (1973)]
III-1-3
|