30753 |
sjabloneren |
sjablonen:
sxablōnǝ (L163p Ottersum)
|
Het werken met uitgesneden modelvormen. [N 67, 87a]
II-9
|
30754 |
sjabloon |
sjabloon:
sxablōn (L163p Ottersum)
|
Stuk bordpapier of dun plaatmateriaal waarin een bepaald figuur of patroon is uitgesneden. Door het uitgesneden gedeelte met verf in te vullen, kan het patroon naar believen worden herhaald. Het spritsmuster (Q 121) werd gebruikt in combinatie met een mondspuit om op wanden een motief aan te brengen. [N 67, 87b; div.]
II-9
|
21444 |
sjacheraar |
puit:
⁄n poet (L163p Ottersum)
|
sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21581 |
sjacheren |
sjachelen:
schachele (L163p Ottersum)
|
Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18686 |
sjerp |
sjerp:
sjaerp (L163p Ottersum)
|
sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slaoj (L163p Ottersum),
slaot (L163p Ottersum)
|
sla
I-7
|
17870 |
slaan |
slaan:
bōnt ɛn blòuw gəslāgə (L163p Ottersum),
slaon (L163p Ottersum)
|
bont en blauw geslagen [RND] || slaan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
20303 |
slabbetje, spuugdoekje |
slabberlap:
slabberlap (L163p Ottersum),
slablap:
slablap (L163p Ottersum)
|
slabbertje, morsdoekje
III-2-2
|
25419 |
slachtbijl |
bijl:
bil (L163p Ottersum)
|
Een bijl die gebruikt wordt voor het verwijderen van de runderhorens, runderkop, runderhoeven en runderpoten. Voor de mes-opgaven wat betreft het voorwerp waarmee men voornoemde handelingen verricht, zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 9. [N 28, 43; N 28, 45; N 28, 47; N 28, 49; monogr.]
II-1
|
25407 |
slachtbrug |
schraag:
sxrāx (L163p Ottersum)
|
De houten brug waarin het rund verder ver-werkt wordt. Vaak is dit een constructie van twee lange balken die - met inachtneming van enige onderlinge tussenruimte - door twee dwarsbalken zijn verbonden. In de zo tot stand gekomen rechthoekige ruimte past de rug van het dier: opzij vallen is door de steunende werking van de balken niet mogelijk. Ook andere middelen worden wel gebruikt om dit te bereiken: Zie afb. 7. [N 28, 39; monogr.]
II-1
|