19707 |
sport van een stoel |
sproot:
sprø͂ͅt (L163p Ottersum)
|
sport (van stoel of ladder)
III-2-1
|
30098 |
spouw |
spouw:
spǭw (L163p Ottersum)
|
De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.]
II-9
|
30099 |
spouwanker |
spouwhaak:
[spouw]hǭk (L163p Ottersum
[(id)]
)
|
Haak van messing of gegalvaniseerd ijzer die de binnen- en de buitenspouwmuur met elkaar verbindt. In L 210 werd om de zeven steenlagen een spouwanker bevestigd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 31, 35e; monogr.]
II-9
|
30257 |
spouwlat |
spouwlat:
[spouw]lat (L163p Ottersum)
|
Lat die tegen de muurzijde van de stijl wordt geslagen en in de spouw past. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 55, 15; N 32, 11b; monogr.]
II-9
|
30097 |
spouwmuur |
spouwmuur:
spǭwmȳr (L163p Ottersum)
|
Muur die bestaat uit twee evenwijdige, door een smalle luchtruimte van elkaar gescheiden muurdelen. De spouw dient om het inwendige van een huis tegen temperatuursveranderingen en tegen vocht te beschermen. Ter ventilering van de spouw brengt men in de muur op regelmatige afstanden roosters aan. Een spouwmuur kan bestaan uit twee halfsteensmuren of een steensmuur en een halfsteensmuur. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 35a; monogr.]
II-9
|
24249 |
spreeuw |
spraan:
spraon (L163p Ottersum),
spreeuw:
spraowe (L163p Ottersum),
spro(.)w (L163p Ottersum),
sprèw (L163p Ottersum)
|
spreeuw || spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
praten:
praote (L163p Ottersum),
praoten (L163p Ottersum)
|
praten [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
sprōētels (L163p Ottersum, ...
L163p Ottersum)
|
sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21007 |
spruiten |
spruiten:
spruuten (L163p Ottersum),
sprytə (L163p Ottersum)
|
spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruiten:
spruuten (L163p Ottersum)
|
[N Q (1966)]
I-7
|