33127 |
strowalm |
dekstrooi:
dękstrōi̯ (L163p Ottersum),
schoof:
sxōf (L163p Ottersum)
|
Een bundel zeer gaaf en net stro waaruit de kortere halmen verwijderd zijn en die direct geschikt is voor de dakbedekking. Vergelijk ook het lemma ''strohalm'' (1.3.2) en de toelichtingbij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.18) en bij paragraaf 6.4. Een worm (in Q 71: wermkesstreuj) is één van de balken waarop de dakbedekking rust.' [N 14, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c, 2d [4]; monogr.; add. uit N 15, 45b]
I-4
|
24481 |
struik (alg.) |
struik:
stroek (L163p Ottersum),
struuk (L163p Ottersum)
|
struik
III-4-3
|
30557 |
stucadoor |
plafonder:
plǝvø̄ndǝr (L163p Ottersum),
stucadoor:
stykadōr (L163p Ottersum)
|
Arbeider die bepleisteringen op muren en plafonds aanbrengt. De woordtypen 'stucpaffer' en 'pleisterbuil' werden in Q 121 gebruikt voor de stucadoor die de eerste pleisterlaag met grote kracht tegen de muur smeet. Op deze wijze werd de hechting van het materiaal aan de muur bevorderd. [N 30, 3c; monogr.; div.]
II-9
|
25138 |
stuifsneeuw |
jachtsneeuw:
jachtsnéj (L163p Ottersum)
|
fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
31288 |
stuikmachine |
stuikmachine:
stukmašin (L163p Ottersum)
|
Machine, die in grote smederijen wordt gebruikt voor het opstuiken van ijzeren staven. Ze is van twee verstelbare klembekken voorzien, waarin de gloeiende stukken worden vastgezet; door het draaien van een vliegwiel worden de stukken tegen elkaar geperst (Zwiers II, pag. 435). [N 33, 284; N 33, 253]
II-11
|
17642 |
stuitbeen |
staartbotje:
startbutje (L163p Ottersum, ...
L163p Ottersum),
stuitje:
stuutje (L163p Ottersum)
|
stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stuiven:
stūūven (L163p Ottersum)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21377 |
stuiver |
stuiver:
stuuver (L163p Ottersum)
|
stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33643 |
stuk grond |
lap:
lap (L163p Ottersum),
plak:
plak (L163p Ottersum),
stuk:
støk (L163p Ottersum)
|
Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.]
I-8
|
33712 |
stuk onontgonnen grond |
braakgrond:
brākgrōnt (L163p Ottersum)
|
Een stuk woeste grond, nog niet ontgonnen hei, veen of moeras. [N 27, 4a; N 11, 6; N 11A, 112; ALE 254]
I-8
|