25566 |
te nat |
klef brood:
klɛf brōt (L163p Ottersum),
strontslap:
strōntslap (L163p Ottersum)
|
Gezegd van deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 29b; monogr.] || Het lemma valt uiteen in verschillende grammaticale categorieën. De eerste categorie benamingen is bijvoeglijk van aard. De tweede groep bestaat uit opgaven die een zelfstandigheid aanduiden en de derde groep bestaat uit werkwoorden. [N 29, 67; monogr.]
II-1
|
25442 |
te snel verwerkt |
niet bestorven:
nīt bǝstø̜rvǝ (L163p Ottersum)
|
Het slachtvee moet, nadat het is gedood en uitgeslacht, een poos besterven. Pas als het vlees door en door koud is geworden kan het verwerkt worden. Doet men dit eerder, dan is de smaak van het vlees minder en bederft het veel sneller. Bovendien laat niet afgekoeld vlees zich veel moeilijker snijden dan koud vlees, dat immers steviger is. [N 28, 96; monogr.]
II-1
|
31897 |
te ver doorschuren |
doorschuren:
dø̜rsxūrǝ (L163p Ottersum)
|
Te veel hout wegschuren zodat er ofwel een gat in het fineerhout ontstaat, ofwel witte vlekken gevormd worden in massief hout. [N 53, 155b]
II-12
|
29095 |
te wijd |
te wijd:
tǝ wīt (L163p Ottersum)
|
Te ruim, gezegd van een kledingstuk of kledingstukonderdeel. [N 59, 130a; N 62, 26c; MW]
II-7
|
29555 |
te zacht branden |
de oven koelt af:
dǝn ǭvǝ kylt˱ af (L163p Ottersum),
de oven trekt niet:
dǝn ǭvǝ trękt ni (L163p Ottersum)
|
Gezegd van (een deel van) de pottenbakkersoven. In L 270 werd dit veroorzaakt door te weinig trek. [N 49, 85b]
II-8
|
24385 |
teek |
teek:
tèèk (L163p Ottersum),
WLD
téék (L163p Ottersum)
|
teek || teek, spinachtig diertje dat zich vastzet op de huid van mens en dier en zich voedt met bloed [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33793 |
teelballen, testes |
ballen:
balǝ (L163p Ottersum)
|
[JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38]
I-9
|
33791 |
teellid |
schacht:
sxaxt (L163p Ottersum),
slurf:
slø̜rǝf (L163p Ottersum)
|
Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b]
I-9
|
33794 |
teelzak |
buidel:
bȳl (L163p Ottersum)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a, 37b en 38]
I-9
|
33835 |
teentreder |
teentreder:
teentreder (L163p Ottersum)
|
Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b]
I-9
|