e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trekgat, kijkgat gat: gat (Ottersum), kijkgat: kī̄k˲gat (Ottersum  [(meervoud: kī̄k˲gatǝr of kī̄k˲gatǝ)]  ) Elk van de luchtgaten (vaak tevens kijkgaten) die voor de luchttoevoer in de oven dienen en de gaten waarachter de proefstukken liggen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛaflichtenɛ. In L 163 bevatte de oven zowel trekgaten als kijkgaten. De kijkgaten bevonden zich achter in de buitenmuur van de oven. Zo kon men via de rookkamer aan de achtermuur zien of de oven goed gebakken was, dus voldoende temperatuur had. In L 270 werd er ieder keer wanneer de oven werd volgezet een vloer gelegd, waaronder zich kanaaltjes voor de trek bevonden.' [N 49, 79a; N 49, 79b; N 49, 79c; monogr.] II-8
trekgatafsluiters kromme potten: kromǝ pø̜t (Ottersum) Scherven die men tegen de luchtgaten plaatst om de temperatuur te regelen en verbranding van de in de oven geplaatste potten te voorkomen. In L 270 gebruikte men daarvoor afschermplaten. [N 49, 80b] II-8
trekhaak van de cultivator haak: hǭk (Ottersum) Aan het zwenkwiel of de voorkar van de cultivator zit van voren een haak waaraan het trektuig van het paard gekoppeld wordt. [N 11A, 151a; monogr.] I-2
trekhaken, -ogen schaarhaken: sxęrhø̜̄k (Ottersum), voorspanhaken: vǫrspanhø̜̄k (Ottersum) IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12] I-10
trekhei heikraan: hęjkrǭn (Ottersum) Toestel om met behulp van handkracht palen in de grond te slaan. Het bestaat uit een uit drie poten samengestelde standaard waarin een katrolschijf is gemonteerd. Over de schijf loopt een dik touw waar aan één uiteinde het heiblok aan is bevestigd. Aan het andere uiteinde van het touw zijn een aantal dunnere touwen vastgemaakt waar de arbeiders aan trekken. Het heiblok is vervaardigd uit een langwerpig stuk hard hout of metaal met vierkante doorsnede. Er bestaan ook vergelijkbare werktuigen die met behulp van een stoommachine, een electromotor of een verbrandingsmotor worden aangedreven. De heireep van het heiblok wordt daarbij opgewonden op de trommel van een liertoestel. Zie ook afb. 27. [N 31, 5c; monogr.] II-9
trekken en talmen melken: mèlke (Ottersum), trekken: trékke (Ottersum) Trekken en talmen bij de verkoop, n.l. om zoveel mogelijk geld te krijgen [mulken?] [N 21 (1963)] III-3-1
trekker van de aanaardhandploeg trekboompje: trękbø̜̄mpkǝ (Ottersum), trekhout: trękhǫlt (Ottersum) Het dwarse handvatvan de aanaardhandploeg. Voor sjoek- naast trek-handvat zie aflevering I.1, blz. 12: schokkelen, schoggelen voor "schudden". [N 18, 46b] I-5
trekrei glaslat: glaslat (Ottersum) Lat die wordt gebruikt om er rechte lijnen of biezen langs te trekken. [N 67, 62; div.] II-9
trekschei voorschei: vø̜rsxęi̯ (Ottersum) De eerste van de verbindingscheien tussen de berries. Aan de uitstekende delen schei werden vaak de trekkettingen of de strengen vastgemaakt met behulp van platte, gebogen ijzers. Zie ook het lemma uitstekende delen van de trekschei en in WLD I.10, het lemma strengen. Zowel het feit dat er opgaven in het meervoud voorkomen als de opmerking van de correspondent uit Q 111 wijzen erop dat ook de tweede schei als trekschei gebruikt wordt: "het vastmaken van de strengen is hier gebruikelijk aan het tweede balkje indien licht geladen, anders aan het eerste balkje". Opmerking bij de kaart: er zijn vier benamingen die op het eerste zicht samenstellingen zijn van de plaatselijke benaming voor "streng" (hacht, kling, klink en trek). De verspreiding van "trekschei" stemt echter hoegenaamd niet overeen met de verspreiding van trek voor "streng", wat doet besluiten dat het hier om een samenstelling met een deverbativum van het werkwoord trekken gaat (vgl. hiervoor kaart 16 van wld I.10). [N 17, 25a; N G, 58b; JG 1a; JG 1b] I-13
trekschoffel trekhak: trękhak (Ottersum), trekschoffel: tręk[schoffel] (Ottersum) Op een hark gelijkend gereedschap, dat, in tegenstelling tot de duwschoffel, getrokken wordt. Er kunnen één of meerdere schoffelijzers aan de steel zitten. Het wordt gebruikt om onkruid te wieden of om de grond los te maken. Het is een kleine uitvoering van de hak voor lichter en fijner werk. Voor de fonetische documentatie van het woord(deel) schoffel zie het lemma Schoffel. [N 18, 49 en 51; monogr.] I-5