e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uiteenploegen afbouwen: af˱[bouwen] (Ottersum), afslaan: afslǭn (Ottersum) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1
uitgedroogd schraal: sxrōl (Ottersum) Gezegd van slecht deeg. [N 29, 29c] II-1
uitgegraven dennenwortel boks: boks (Ottersum), stomp: stōmp (Ottersum) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitgestort zaad van de hengst sperma: sperma (Ottersum) [N 8, 48 en 49] I-9
uitgeveende grond leeg ven: lēx vęn (Ottersum) Grond of plek waaruit het veen is weggehaald. [N 27, 18c] II-4
uitglijden uitrutschen (<du.): uutroetse (Ottersum), uutschoertse (Ottersum), uitslibberen: uutslibbere (Ottersum, ... ) uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uitleggen wijder maken: wīr mākǝ (Ottersum) Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW] II-7
uitlopers van kuilaardappelen pemen: pēmǝ (Ottersum) In een enkel geval wijkt de benaming voor uitlopers van aardappelen die in de kuil of kelder liggen opgeslagen af van de opgaven voor aardappelscheut in het algemeen, die in het lemma Scheut zijn behandeld. Hier staan alleen de van Scheut afwijkende opgaven bijeen. [N M, 17a; monogr.] I-5
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri parsen: parsǝ (Ottersum) Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.] I-11
uitschaven afsponzen: afspōnzǝ (Ottersum), brokken eruit halen: brǫkǝ ǝryt hǭlǝ (Ottersum), uitsponzen: ytspōnzǝ (Ottersum) De pot aan de binnenkant uitschaven. Het produkt wordt daarbij doorgaans door de schaver op het bovenbeen geplaatst en zittend door hem uitgeschaafd. In L 163 werd dit werk met de hand of met behulp van een spons gedaan. [N 49, 37a] II-8