32709 |
uiteenploegen |
afbouwen:
af˱[bouwen] (L163p Ottersum),
afslaan:
afslǭn (L163p Ottersum)
|
Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.]
I-1
|
25568 |
uitgedroogd |
schraal:
sxrōl (L163p Ottersum)
|
Gezegd van slecht deeg. [N 29, 29c]
II-1
|
33716 |
uitgegraven dennenwortel |
boks:
boks (L163p Ottersum),
stomp:
stōmp (L163p Ottersum)
|
[R 3, 3; L B2, 344]
I-8
|
33871 |
uitgestort zaad van de hengst |
sperma:
sperma (L163p Ottersum)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
26705 |
uitgeveende grond |
leeg ven:
lēx vęn (L163p Ottersum)
|
Grond of plek waaruit het veen is weggehaald. [N 27, 18c]
II-4
|
17854 |
uitglijden |
uitrutschen (<du.):
uutroetse (L163p Ottersum),
uutschoertse (L163p Ottersum),
uitslibberen:
uutslibbere (L163p Ottersum, ...
L163p Ottersum)
|
uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21391 |
uitleggen |
wijder maken:
wīr mākǝ (L163p Ottersum)
|
Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW]
II-7
|
33220 |
uitlopers van kuilaardappelen |
pemen:
pēmǝ (L163p Ottersum)
|
In een enkel geval wijkt de benaming voor uitlopers van aardappelen die in de kuil of kelder liggen opgeslagen af van de opgaven voor aardappelscheut in het algemeen, die in het lemma Scheut zijn behandeld. Hier staan alleen de van Scheut afwijkende opgaven bijeen. [N M, 17a; monogr.]
I-5
|
34187 |
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri |
parsen:
parsǝ (L163p Ottersum)
|
Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.]
I-11
|
29500 |
uitschaven |
afsponzen:
afspōnzǝ (L163p Ottersum),
brokken eruit halen:
brǫkǝ ǝryt hǭlǝ (L163p Ottersum),
uitsponzen:
ytspōnzǝ (L163p Ottersum)
|
De pot aan de binnenkant uitschaven. Het produkt wordt daarbij doorgaans door de schaver op het bovenbeen geplaatst en zittend door hem uitgeschaafd. In L 163 werd dit werk met de hand of met behulp van een spons gedaan. [N 49, 37a]
II-8
|