25523 |
uitzeven van de zemelen |
ziften:
zeftǝ (L163p Ottersum)
|
Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.]
II-1
|
21387 |
unster |
verstelponder:
verstélpunder (L163p Ottersum, ...
L163p Ottersum)
|
Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
17699 |
urine |
pis:
pis (L163p Ottersum),
zeik:
zęi̯k (L163p Ottersum)
|
urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
17700 |
urineren |
pissen:
pisse (L163p Ottersum),
zeiken:
zéjken (L163p Ottersum),
zęi̯kǝ (L163p Ottersum)
|
urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
34061 |
vaars |
maal:
mǭl (L163p Ottersum),
vaars:
vars (L163p Ottersum)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
schotelslet:
sxotəlslɛt (L163p Ottersum),
veegdoek:
vēͅx˂duk (L163p Ottersum),
vēͅx˂dūk (L163p Ottersum)
|
vaatdoek
III-2-1
|
28963 |
vademen |
(de/een) naald(e) vamen:
ǝn nǭlt vē̜mǝ (L163p Ottersum),
vamen:
vē̜mǝ (L163p Ottersum)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
20330 |
vader |
vad:
fât (L163p Ottersum),
vât (L163p Ottersum),
vader:
vaoder (L163p Ottersum)
|
vader || vader, pa
III-2-2
|
33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
vazel:
fǭzǝl (L163p Ottersum)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
31737 |
vakman |
vakman:
vakman (L163p Ottersum)
|
Timmerman of meubelmaker die degelijk werk aflevert. [N 55, 168a-b; N 55, 197]
II-12
|