e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verbindingspennen houterpennen: hāltǝrpɛnǝn (Ottersum) De houten of ijzeren pennen die de vergaringen met elkaar verbinden. [N 17, 66; N G, 45d] I-13
verbranden verbranden: vǝrbrānt (Ottersum) Bij een te hoge oventemperatuur zal de korst, speciaal de bovenkorst, verkolen. [N 29, 66a; monogr.] II-1
verdekken nadekken: nǭdękǝ (Ottersum) De pannen definitief leggen. Zwiers II merkt op pag. 512 over het 'verdekken' op: ø̄Het goed en gelijk leggen der dakpannen op een beschoten dak, hetgeen pas geschiedt, nadat eerst het geheele dak ten ruwste gedekt is, ten einde het gebouw zoo vlug mogelijk waterdicht te maken. Bij het verdekken moet elke pan door klinken goed worden nagezien, of ze zonder bersten is en, waar noodig, iets afgehakt worden, wat bij Hollandsche pannen bijna altijd het geval is, ten einde ze goed sluitend te kunnen leggen.ø̄ [N 32, 47b] II-9
verdiept werk terugliggend: tǝrøxlegǝnt (Ottersum) Ten opzichte van de metselstenen dieper liggend voegwerk. [N 32, 34b; monogr; N 32, 29d.] II-9
verdoven bedwelmen: bǝdwɛlmǝ (Ottersum), houwen: hǫwǝ (Ottersum), verdoven: vǝrdōvǝ (Ottersum) Het slachtvee verdoven alvorens het de keel door te snijden. Woordtypen als "schieten", "doodslaan", "houwen", "pin indrijven" geven aan hoe het verdoven in zijn werk gaat. [N 28, 6; N 28, 12b; monogr.] II-1
verdrijven verdelen: vǝrdē̜lǝ (Ottersum) Het geleidelijk doen overgaan van de traptreden van een scheluwe steektrap, spil- of wrongtrap, uit de richting van de onderste naar die van de bovenste trede. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'Enkel' en 'Dubbel scheluwe trap' en 'Spiltrap'. Vooral bij spiltrappen, die met een kwartwenteling in een steektrap overgaan, is het verdrijven noodzakelijk, omdat de treden in de wenteling anders nabij de spil te smal zouden worden. Men past hiervoor verschillende methoden toe, waaronder de fuikmethode en de kwadraatmethode de meest gebruikelijke zijn (Zwiers II, pag. 513). [N 55, 96] II-9
verf verf: vɛ̄rǝf (Ottersum) Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.] II-9
verf zeven verf door de zij laten lopen: vɛ̄rǝf˱ dø̜r dǝ zej lǭtǝ lōpǝ (Ottersum) Verf door een zeef of doek laten lopen teneinde ongerechtigheden eruit te verwijderen. [N 67, 27c] II-9
verfbakje verfbak: vɛ̄rǝf˱bak (Ottersum) Bakje voor verf. Het bakje is noodzakelijk bij het gebruik van een verfroller om de verf goed op de rol te kunnen aanbrengen. [N 67, 46b] II-9
verfhaak verfhaak: [verf]hǭk (Ottersum) S-vormige haak waaraan de verfpot kan worden gehangen. [N 67, 53b] II-9