| 32474 |
wissenschoof |
bos:
bos (L163p Ottersum)
|
Een tot een bundel gebonden hoeveelheid wissen. [N 40, 10]
II-12
|
| 32487 |
wissenschors |
vel:
vɛl (L163p Ottersum)
|
De schil die van de wissen verwijderd wordt. [N 40, 32]
II-12
|
| 32462 |
wistop |
top:
tǫp (L163p Ottersum)
|
De bovenkant van een wis. [N 40, 29]
II-12
|
| 33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
kol:
kǫl (L163p Ottersum)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
| 32541 |
wit werk |
wit werk:
wet wɛ̄rǝk (L163p Ottersum)
|
Vlechtwerk dat van witte wissen gemaakt wordt. Zie ook het lemma ɛwitte wissenɛ.' [N 40, 22]
II-12
|
| 30657 |
witkwast |
witkwast:
wetkwāst (L163p Ottersum)
|
Rechthoekige borstel om muren of zolderingen te witten of in lijmverf te schilderen. [N 67, 44a; monogr.]
II-9
|
| 33479 |
witte aalbes |
witte beren:
wittebèèr (L163p Ottersum)
|
aalbes
I-7
|
| 20575 |
witte kaas, wrongel |
hotselkaas:
hoͅtsəlkēͅs (L163p Ottersum),
smeerkaas:
Syst. WBD
sméérkéés (L163p Ottersum)
|
kwark || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20654 |
witte kool |
kappemoes:
kappemōēs (L163p Ottersum),
kappes:
kappes (L163p Ottersum),
kappesmoes:
kappesmoe.s (L163p Ottersum),
kapəsmuəs (L163p Ottersum),
muik:
mojjek (L163p Ottersum),
wit moes:
witmoe.s (L163p Ottersum),
witte kappes:
wittekappes (L163p Ottersum),
witte kool:
wetə ko‧l (L163p Ottersum)
|
voorraad appels of peren die in het hooi ligt te rijpen || witte kool || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
| 24280 |
witte kwikstaart |
bouwmannetje:
bowménneke (L163p Ottersum),
koemus:
koemus (L163p Ottersum),
ploegdrijver:
ploegdrie.ver (L163p Ottersum),
ploegdrīēver (L163p Ottersum),
ploegloper:
ploegleuper (L163p Ottersum)
|
kwikstaart || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|