e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

Gevonden: 4473
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zolderkamer zolderkamer: zōldərkāmər (Ottersum) zolderkamer [N 05A (1964)] III-2-1
zomen zomen: zø̄mǝ (Ottersum) Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.] II-7
zomerkleren zomergerei: sómmergréj (Ottersum) zomerkleren [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse kleren zondagsgerei: ’t zondagsgréj (Ottersum) zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zondagsziekte overvoerd: ǫvǝrvūrt (Ottersum  [(tijdens de rustperiode overvoederd)]  ) Een ernstige stofwisselingsstoornis in de spieren van de achterhand van het paard, meestal na een zware werkperiode. De aanleiding tot de ziekte -ook maandagziekte genoemd - is overmatige en dikwijls eenzijdige voeding gedurende een periode van stalrust tijdens het weekeinde, bestaande uit suiker- en zetmeelhoudende stoffen. Gaat het dier weer aan het werk, dan verbrandt de suiker en het melkzuur dat hierbij vrij komt beschadigt de spieren. Na het inspannen vertoont het paard loomheid, een korte stap en laat het hoofd hangen. Specifiek is tevens een onzekere en wijde gang van de achterhand, gepaard met overdadig zweten. Laat men het paard niet meteen rusten, dan zakt het door in het achterstel en laat zich vallen. [A 48A, 1; N 8, 90r; monogr.] I-9
zonder voor spitten voor de hand spaden: vø̜r dǝ hãnt [spaden] (Ottersum), voor de voet omspaden: vø̜r dǝ vūt˱ [omspaden] (Ottersum) Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.] I-1
zonneblinden, jaloezie jaloezieën: šalǝziǝn (Ottersum) Vensterluiken aan de buitenzijde van het raam, bestaande uit stijlen en dorpels die zijn voorzien van richels, waartussen in schuine stand plankjes zijn aangebracht. [N 55, 69; A 23, 18b add; A 46, 11c add.] II-9
zool zool: zǭl (Ottersum) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] I-9
zoom zoom: zoom (Ottersum) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoom in de huif schuif: sxȳf (Ottersum) Open zoom in de huif, waardoor een koord loopt waarmee men de huif kan vastsjorren. [N 17, 75] I-13