29572 |
bovenrand |
bovenkant:
bovǝkānt (L163p Ottersum),
rand:
rānt (L163p Ottersum)
|
De platte of ronde bovenrand van een ceramisch produkt. Zie ook afb. 15. [N 49, 96b]
II-8
|
30280 |
bovenregel |
bovenregel:
bø̜vǝrēgǝl (L163p Ottersum)
|
De bovenste horizontale plank van de vergaring van een paneeldeur. [N 55, 26c; monogr.]
II-9
|
26131 |
bovenring |
kruiring:
kruiring (L163p Ottersum)
|
De houten ring aan de onderzijde van de molenkap die op de kruirollen rust of draait. Evenals de onderring is de bovenring soms geheel of gedeeltelijk beslagen met staalplaat om te voorkomen dat de kruirollen het hout ervan beschadigen. Zie ook afb. 29 en 30. [N O, 53f; A 42A, 106]
II-3
|
32617 |
bovensluiting van de houten gierton |
houteren stop:
hø̜̄ltǝrǝ stǫp (L163p Ottersum)
|
De vulopening van de oude houten gierton werd afgesloten met een deksel of een stop. Als stop diende ook wel een bezem, al dan niet met zakkenstof omwikkeld (L 359, 362, 365, 371), een stuk hout (L 265b), een biet (Q 90), een strowis (Q 89, 194, 240), een prop van lompen (Q 84) of van een oude zak gemaakt (L 192a, 265b). Vaak sloot men de vulopening af door er een oude zak overheen te leggen (L 209, 216, 246, 292, 362, 369, 418, P 175, 179, 195, 223, 224, Q 89, 159, 179, 194) of door de trechter op de ton te laten staan (P 49) en daar iets in te leggen (L 216) of er een zak overheen te spreiden (L 366, P 219, Q 174, 175, 178, 188). Om morsen te voorkomen wikkelde men om de stop een stuk zak (P 188, Q 181, 191, 192), een lomp (Q 116) of een strowis (Q 192). Een groot aantal van de hieronder volgende termen treft men ook in het volgende lemma aan. Het zijn vaak benamingen voor (een van beide) stoppen van een houten ton in het algemeen. [JG 1a + 1b; N 11A, 53d; monogr.]
I-1
|
33942 |
bovenstangen |
staander:
stɛndǝr (L163p Ottersum)
|
De beide naar boven stekende ijzeren delen van het onder lemma Onderstangen genoemde bit. [N 13, 49]
I-10
|
31711 |
bovenste handvat |
(bovenste) knak:
bøvǝnstǝ knak (L163p Ottersum),
knak (L163p Ottersum),
lange knag:
laŋǝ knax (L163p Ottersum)
|
Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
26743 |
bovenste handvat van de heizicht |
bovenste knak:
bø̜vǝnstǝ knak (L163p Ottersum)
|
Bij een aantal opgaven van informanten is het niet duidelijk of het hier om het bovenste of onderste handvat gaat. [N 18, 77 c; I, 26d]
II-4
|
29465 |
bovenste schijf |
kop:
kop (L163p Ottersum),
kop van de schijf:
kop ˲van dǝ sxī̄f (L163p Ottersum),
plaat:
plǭt (L163p Ottersum),
schijfplaat:
sxī̄fplǭt (L163p Ottersum, ...
L163p Ottersum
[(kon met schroefjes bevestigd worden)]
),
schijvekop:
sxī̄vǝkop (L163p Ottersum)
|
De kleine schijf op de verticale as van de draaischijf waarop de draaier zijn produkten vervaardigt. [N 49, 26a; N 49, 26c; monogr.]
II-8
|
19406 |
braadpan |
braadpan:
braojpan (L163p Ottersum),
braadpot:
braojpot (L163p Ottersum),
dan zegt men braojpot
braojpot (L163p Ottersum)
|
pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schotel; inventarisatie van \"schotel\"als ijzeren voorwerp waarin men iets kan braden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20807 |
braadworst |
meelworst:
mēͅlwoͅrst (L163p Ottersum)
|
meelworst (braadworst van vet, water, meel en kruidnagelen)
III-2-3
|