e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

Gevonden: 4473
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenrand bovenkant: bovǝkānt (Ottersum), rand: rānt (Ottersum) De platte of ronde bovenrand van een ceramisch produkt. Zie ook afb. 15. [N 49, 96b] II-8
bovenregel bovenregel: bø̜vǝrēgǝl (Ottersum) De bovenste horizontale plank van de vergaring van een paneeldeur. [N 55, 26c; monogr.] II-9
bovenring kruiring: kruiring (Ottersum) De houten ring aan de onderzijde van de molenkap die op de kruirollen rust of draait. Evenals de onderring is de bovenring soms geheel of gedeeltelijk beslagen met staalplaat om te voorkomen dat de kruirollen het hout ervan beschadigen. Zie ook afb. 29 en 30. [N O, 53f; A 42A, 106] II-3
bovensluiting van de houten gierton houteren stop: hø̜̄ltǝrǝ stǫp (Ottersum) De vulopening van de oude houten gierton werd afgesloten met een deksel of een stop. Als stop diende ook wel een bezem, al dan niet met zakkenstof omwikkeld (L 359, 362, 365, 371), een stuk hout (L 265b), een biet (Q 90), een strowis (Q 89, 194, 240), een prop van lompen (Q 84) of van een oude zak gemaakt (L 192a, 265b). Vaak sloot men de vulopening af door er een oude zak overheen te leggen (L 209, 216, 246, 292, 362, 369, 418, P 175, 179, 195, 223, 224, Q 89, 159, 179, 194) of door de trechter op de ton te laten staan (P 49) en daar iets in te leggen (L 216) of er een zak overheen te spreiden (L 366, P 219, Q 174, 175, 178, 188). Om morsen te voorkomen wikkelde men om de stop een stuk zak (P 188, Q 181, 191, 192), een lomp (Q 116) of een strowis (Q 192). Een groot aantal van de hieronder volgende termen treft men ook in het volgende lemma aan. Het zijn vaak benamingen voor (een van beide) stoppen van een houten ton in het algemeen. [JG 1a + 1b; N 11A, 53d; monogr.] I-1
bovenstangen staander: stɛndǝr (Ottersum) De beide naar boven stekende ijzeren delen van het onder lemma Onderstangen genoemde bit. [N 13, 49] I-10
bovenste handvat (bovenste) knak: bøvǝnstǝ knak (Ottersum), knak (Ottersum), lange knag: laŋǝ knax (Ottersum) Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
bovenste handvat van de heizicht bovenste knak: bø̜vǝnstǝ knak (Ottersum) Bij een aantal opgaven van informanten is het niet duidelijk of het hier om het bovenste of onderste handvat gaat. [N 18, 77 c; I, 26d] II-4
bovenste schijf kop: kop (Ottersum), kop van de schijf: kop ˲van dǝ sxī̄f (Ottersum), plaat: plǭt (Ottersum), schijfplaat: sxī̄fplǭt (Ottersum, ... ), schijvekop: sxī̄vǝkop (Ottersum) De kleine schijf op de verticale as van de draaischijf waarop de draaier zijn produkten vervaardigt. [N 49, 26a; N 49, 26c; monogr.] II-8
braadpan braadpan: braojpan (Ottersum), braadpot: braojpot (Ottersum), dan zegt men braojpot  braojpot (Ottersum) pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || schotel; inventarisatie van \"schotel\"als ijzeren voorwerp waarin men iets kan braden [N 20 (zj)] III-2-1
braadworst meelworst: mēͅlwoͅrst (Ottersum) meelworst (braadworst van vet, water, meel en kruidnagelen) III-2-3