e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ottersum

Overzicht

Gevonden: 4473
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinkbak drinkbak: drēŋk˱bak (Ottersum) Aarden pot met openingen, waar duiven of andere vogels uit drinken. [N 49, 120c] II-8
drinkbak voor de koeien sopton: sǫpton (Ottersum) Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
drinken bij de zeug klokken: klukǝ (Ottersum), trekken: trɛkǝ (Ottersum) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
drinkglas glas: glas (Ottersum) glas III-2-1
drinkglas met voet bierglas: bierglas (Ottersum), schopje: sxøͅpkə (Ottersum), schopjesglas: sxøͅpkəs˃glas (Ottersum) drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)] || glas op voetje III-2-1
drinkkuil in de wei drink: drēŋk (Ottersum), kolk: kǫlk (Ottersum), waterkuil: wǭtǝrkyl (Ottersum), weterkuil: wętǝrkyl (Ottersum), zuipgat: zypgat (Ottersum) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droge plekken in moeras leemkop: leemkop (Ottersum) Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9] I-8
droge verfstoffen bruine oker: brȳnǝ okǝr (Ottersum), chromaatblauw: kromātblǫw (Ottersum), chromaatgeel: kromāt˲gē̜l (Ottersum), dodekop: dōjǝkop (Ottersum), droge verf: drø̄gǝ vɛ̄rǝf (Ottersum), gebrande amber: gǝbrāndǝ ombǝr (Ottersum), gele oker: gē̜lǝ ōkǝr (Ottersum), ijzermenie: izǝrmēni (Ottersum), kalkgeel: kalǝk˲gē̜l (Ottersum), kalkgroen: kalǝk˲grȳn (Ottersum), kasselse aarde: kasǝlsǝ ē̜rt (Ottersum), kindjesgeel: kīntjǝs˲gē̜l (Ottersum), kobaltblauw: kobalt˱blǫw (Ottersum), koningsblauw: kø̄neŋs˱blǫw (Ottersum), loodmenie: lōtmēni (Ottersum), ongebrande amber: ongǝbrāndǝ ombǝr (Ottersum), parijs blauw: parīs˱ blǫw (Ottersum), rijtuigenzwart: rejtȳgǝzwart (Ottersum), schijtgeel: sxit˲gē̜l (Ottersum), signaalrood: senjālrōt (Ottersum), staalblauw: stǭlblǫw (Ottersum), ultramarijnblauw: øltramaręjnblǫw (Ottersum), vermiljoen: vɛrmeljun (Ottersum), zinkgroen: zēŋk˲grȳn (Ottersum), zwartsel: zwartsǝl (Ottersum) De poedervormige, kleurgevende bestanddelen van een verf. In dit lemma zijn de benamingen voor een aantal droge verfstoffen waarmee men vroeger zelf verf maakte, bijeengeplaatst. Rubriek A bevat algemene benamingen voor droge verfstoffen, terwijl onder B tot en met H de termen voor respectievelijk witte, gele, rode, blauwe, groene, bruine en zwarte verfstoffen zijn opgenomen. Droge verfstoffen werden in L 330 bewaard in 'laden' ('lājǝ'), 'trommels' ('trǫmǝls'), 'bussen' ('bø̜sǝ') en 'doosjes' ('dø̄skǝs'), in K 353 in 'vaatjes' ('v'tjǝs'), in Q 113 in 'blikken bussen' ('blekǝ bøs'), in L 328 in 'blikken bussen' ('blekǝ bø̜s'), in Q 121 in een 'blikken doos' ('blē̜xǝ duǝs'), in L 163 in 'tonnen' ('tonǝ'), in L 267 in 'tonnetjes' ('tø̜nkǝs') en 'houten kistjes' ('hǫwtǝ kesjǝs'), in Q 71 in 'houten bakjes' ('hōtǝn b'kskǝs'), in Q 203 in 'houten tonnetjes' ('hǭtǝ tønǝkǝs'), in Q 113 in 'houten tonnen' ('hōtǝ tǫnǝ'), in P 219 in een 'verfton' ('v'rǝftǫn'), en in L 414 in een 'papieren buil' ('papīrǝ bø̜jl'). [N 67, 1a; N 67, 1b; N 67, 2; N 67, 5-9; monogr.] II-9
drogen, droog worden (van gemaaid gras) aandrogen: āndrø̜̄gǝ (Ottersum), drogen: drøgǝ (Ottersum) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
dronkaard drankmolen: drāŋkmø̄lə (Ottersum), drankorgel: drāŋk˂øͅrgəl (Ottersum), proeverd: pry(3)̄vərt (Ottersum), zuipkont: zypkōnt (Ottersum), zuiplap: zyplap (Ottersum), zuipnikkel: zypnekəl (Ottersum) drinkebroer || drinker || drinker, iemand die veel drinkt || zuiplap III-2-3