18065 |
klierziekte |
klieren:
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
klieren (L314p Overpelt)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
24581 |
klimop |
klimop:
-
klimop (L314p Overpelt)
|
klimop [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
34493 |
kloeken |
kloeken:
klukǝ (L314p Overpelt),
klokken:
klǫkǝ (L314p Overpelt)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.]
I-12
|
20950 |
klokhuis |
klokkenhuis:
kloͅkənhūs (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt),
overschot:
overschoot (L314p Overpelt)
|
klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)], [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|
18230 |
klomp |
kloon:
klø̄n (L314p Overpelt),
[vgl. WLD II.12, p.164]
klø̄n. (L314p Overpelt)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)]
II-12, III-1-3
|
23280 |
kloosterorde |
kloosterorde:
kleusterorde (L314p Overpelt),
orde:
en strenge orde (L314p Overpelt),
ən strɛŋə ordə (L314p Overpelt)
|
Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
18120 |
kloven |
kloven:
klovən (L314p Overpelt),
kløvən (L314p Overpelt)
|
kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33675 |
kluit aarde |
klont:
klont (L314p Overpelt),
klot:
klǫt (L314p Overpelt)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
21080 |
knabbelen |
knabbelen:
knabələ (L314p Overpelt),
knibbelen:
knibələn (L314p Overpelt)
|
knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
33338 |
knecht, algemeen |
knecht:
knɛ̄xt (L314p Overpelt)
|
[L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6]
I-6
|