e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kuiper kuiper: kȳpǝr (Overpelt) Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.] II-12
kunstmest chimique: šǝmik (Overpelt), kunstmest: kønst[mest] (Overpelt), vreemd mest: vrimt [mest] (Overpelt), vrymt [mest] (Overpelt) Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10] I-1
kunstmest strooien (kunstmest) zaaien: zɛ̄i̯ǝ(n) (Overpelt) Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.] I-1
kussenleder leer: lē̜r (Overpelt) Leren bekleding van de haamkussens. [N 13, 4; N 36, 17] I-10
kussensloop kussentreksel: køͅsəntreͅksəl (Overpelt) een kussensloop (van een hoofdkussen) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
kwaadaardig roepen bulderen: bøldǝrǝn (Overpelt) [N 8, 47 en 67] I-9
kwaadspreekster kwaaitong: koj tong (Overpelt) vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)] III-1-4
kwaken kweken: kwē̜kǝn (Overpelt) Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b] I-12
kwalijk nemen het slecht opnemen: ook materiaal znd 29, 19  slecht (opnemen) (Overpelt) kwalijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
kwartel kwakkel: kwakkel (Overpelt, ... ), kwartel: kwartel (Overpelt), kwartəl (Overpelt) kwartel [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)] III-4-1