e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lever lever: leͅvər (Overpelt), lä:vər (Overpelt) lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] III-1-1
leverpastei leverpastei: lēͅvərpəsteͅi (Overpelt) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst leverworst: leaverwōrst (Overpelt), lēͅvərwoͅ.st (Overpelt) leverworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] III-2-3
libel en waterjuffer snijder: snijer (Overpelt), waterjuffer: wōͅterjuffer (Overpelt) waterjuffer, libel [ZND 34 (1940)] III-4-2
liberaal liberaal: libəraəl (Overpelt) Het is een liberaal. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lichaam lichaam: lichaam (Overpelt), lijf: lie-ef (Overpelt), līēf (Overpelt), līf (Overpelt, ... ) het lichaam [ZND 30 (1939)] || het lijf [ZND 30 (1939)] || lichaam [N 10 (1961)] III-1-1
lichaamskracht macht: maxt (Overpelt, ... ) lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4
lichte nevel moek: mok (Overpelt) lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)] III-4-4
lid van een vereniging lid: li:t (Overpelt) Lid van een vereniging. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lidmaat, ledematen lidmaat, ledematen: letmoət (Overpelt), lēdəmōt (Overpelt) ledematen, lidmaat [N 10 (1961)] III-1-1