24916 |
bergx |
berg:
bɛ̄rəx (L314p Overpelt),
bergen (mv.):
bèrrəgə (L314p Overpelt)
|
berg [ZND A1 (1940sq)] || berg (bergen) [RND]
III-4-4
|
21527 |
bericht |
tijding:
ich hem tijng gekregen (L314p Overpelt)
|
Ik heb tijding (ting, teng, enz.) gekregen. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
19540 |
berkenbezem |
berkenbezem:
be̝ͅrkəbē̞ͅsəm (L314p Overpelt)
|
bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26051 |
berrie |
ber(ri)g:
bø̜rǝx (L314p Overpelt),
(mv)
bø̜rǝgǝ (L314p Overpelt),
berries:
børis (L314p Overpelt)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
1a-m
beschuut (L314p Overpelt)
|
beschuit [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
Syst. Frings
bəšy(3)̄təpap (L314p Overpelt)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33166 |
besjes aan de aardappelplant |
bellen:
bø̜l (L314p Overpelt),
bolletjes:
bø̜lǝkǝs (L314p Overpelt)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
25105 |
bestendig weer |
het weer is in de klink:
’t weer is in de klink (L314p Overpelt),
vast (weer):
vāst weer (L314p Overpelt)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21471 |
betalen |
betalen:
gə mut g(tm)lt hɛmən øm tə kønən bətoͅlən (L314p Overpelt)
|
Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
aanzetten:
de locht zet aan (L314p Overpelt)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)]
III-4-4
|