e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met grote stappen lopen schrijden: sxrējən (Overpelt), stappen: stapə (Overpelt) stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)] III-1-2
met opgeheven staart rondlopen biezen: bezǝ (Overpelt), bizǝ (Overpelt) [N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
met paard en kar rijden varen: vǭ.rǝn (Overpelt) [JG 1b, 2c; N 8, 100; Wi 33; monogr.] I-10
met paard en koets rijden, paardrijden rijden: rī.n (Overpelt) Het paard besturen als het voor de koets gespannen is, of als het als rijdier gebruikt wordt. Deze twee begrippen worden terminologisch niet onderscheiden. [JG 1a, 1b; Wi 29; monogr.] I-10
met staande kar varen met de wisselkar varen: męt ˲dǝ wesǝlkɛ̄r vǭ.rǝn (Overpelt) Met één paard en twee of drie karren rijden. Als men met twee karren rijdt, haalt het paard met de ene kar een lading bij, terwijl de tweede kar ontladen wordt. Als men met drie karren rijdt, is men, terwijl het paard met een eerste kar onderweg is, op de ene plaats een tweede kar aan het laden en op de andere een derde aan het ontladen. [JG 1a, 1b] I-10
met tussenpozen regenen buien: buien (Overpelt) regenen bij tussenpozen [buien, sjoelen] [N 22 (1963)] III-4-4
met vuur spelen met vuur spelen: mɛ vyr spølə is gəvorlik (Overpelt) Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)] III-3-2
metselaar metser: mɛ ̝tsǝr (Overpelt) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
metselzand papzand: pap˲zānt (Overpelt), scherp zand: sxē̜rǝp ˲zant (Overpelt), scherpe zand: sxɛrǝpǝ zant (Overpelt), vliegzand: vlix˲zānt (Overpelt) Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.] II-9
meubelmaker meubelmaker: møbǝlmākǝr (Overpelt) Ambachtsman die meubels vervaardigt. [N 55, 166a; L 34, 19b; monogr.] II-12