e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasteitje vid-tje: Syst. Frings  fədēkə (Overpelt) Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)] III-2-3
pastinaak pastenaken: bastenaken (Overpelt), pastenakenpoten: bastenakepoe(i̯)t (Overpelt), bastenakepoot (Overpelt) pastinaak [ZND 05 (1924)] I-7
pastoor pastoor (<lat.): de pastoer (Overpelt), pəstû.r (Overpelt), m  nə pəsti:r (Overpelt), nə pəstu‧r (Overpelt) pastoor [RND] || Pastoor. [ZND 14 (1926)] III-3-3
patates frites patat friet: Syst. Frings  pətat frit (Overpelt) Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pater pater (lat.): p^oͅ.tər (Overpelt) pater [RND] III-3-3
patrijs patrijs: patrijs (Overpelt), pətris (Overpelt) patrijs [Willems (1885)] || patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): de 3 beteekenissen  pətruən (Overpelt), heilige (m)  `n patroen (Overpelt), niet in de beteekenis v. baas  patroên (Overpelt) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] III-3-3
paus paus: də pau:s (Overpelt), də paus (Overpelt) De paus. [ZND 40 (1942)] III-3-3
peen, wortel poten: poete (Overpelt) I-7
peer, soorten peer: pear (Overpelt) [ZND 21 (1936)] I-7