e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plukken plukken: plYkən (Overpelt) plukken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
poetsen, schoonmaken poetsen: putsən (Overpelt) schoonmaken, kuisen [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
poffen poffen: ps. omgespeld volgens IPA.  pōfə (Overpelt) afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)] III-3-1
poken afpeuteren: afpeuteren (Overpelt), koteren: ko.tərən (Overpelt), koteren (Overpelt), peuteren: peuteren (Overpelt) in de kachel poken [ZND 40 (1942)] III-2-1
politieagent gendarme (fr.): gendarm (Overpelt), genderm (Overpelt), politieagent: politiəgɛnt (Overpelt) Hoe heet << een politieagent >> ? [ZND 40 (1942)] III-3-1
pollepel potlepel: poͅtlēpəl (Overpelt) pollepel [ZND 04 (1924)] III-2-1
pols pols: poͅls (Overpelt) pols [N 10b (1961)] III-1-1
polsmof mofje: meufke (Overpelt) een polsmof - korte, gebreide stukken, die over de voorarm worden aangetrokken tegen de koude [ZND 34 (1940)] III-1-3
pommelee, appelschimmel pommelee: pomǝ`lē (Overpelt) Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e] I-9
poot poot: puǝt (Overpelt  [(mv pyǝt)]  ) Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b] I-9