17831 |
plukken |
plukken:
plYkən (L314p Overpelt)
|
plukken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
19425 |
poetsen, schoonmaken |
poetsen:
putsən (L314p Overpelt)
|
schoonmaken, kuisen [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
21078 |
poffen |
poffen:
ps. omgespeld volgens IPA.
pōfə (L314p Overpelt)
|
afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19418 |
poken |
afpeuteren:
afpeuteren (L314p Overpelt),
koteren:
ko.tərən (L314p Overpelt),
koteren (L314p Overpelt),
peuteren:
peuteren (L314p Overpelt)
|
in de kachel poken [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
21437 |
politieagent |
gendarme (fr.):
gendarm (L314p Overpelt),
genderm (L314p Overpelt),
politieagent:
politiəgɛnt (L314p Overpelt)
|
Hoe heet << een politieagent >> ? [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
19482 |
pollepel |
potlepel:
poͅtlēpəl (L314p Overpelt)
|
pollepel [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
17657 |
pols |
pols:
poͅls (L314p Overpelt)
|
pols [N 10b (1961)]
III-1-1
|
18292 |
polsmof |
mofje:
meufke (L314p Overpelt)
|
een polsmof - korte, gebreide stukken, die over de voorarm worden aangetrokken tegen de koude [ZND 34 (1940)]
III-1-3
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
pommelee:
pomǝ`lē (L314p Overpelt)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
33796 |
poot |
poot:
puǝt (L314p Overpelt
[(mv pyǝt)]
)
|
Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-9
|