e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
puimsteen puimsteen: pø̜jmstiǝn (Overpelt), pōmpstiǝn (Overpelt) Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.] II-9
puistjes brobbels: brobəls (Overpelt), puistjes: pušəs (Overpelt) puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2
punt van het blad van de zeis tip: tøp (Overpelt) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
purper paars: pars (Overpelt), purper: pørpər (Overpelt) Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)] III-3-3
putemmer emmer: ømər (Overpelt), putemmer: pøtɛmər (Overpelt) [N 12 (1961)] I-7
putgalg gaffel: gāfəl (Overpelt), kruk: kruk (Overpelt), krøk (Overpelt) [N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)] I-7
puthaak putgard: pøtgēͅrt (Overpelt), pøtgeͅi̯rt (Overpelt) [N 12 (1961)] I-7
putter distelvink: destəlvē.ŋk (Overpelt) putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)] III-4-1
putzwengel putzwik: pøtswek (Overpelt), zwik: zwek (Overpelt) [N 12 (1961)] I-7
raadsel(tje) raadsel(tje): rutzel (Overpelt), rädzel (Overpelt), ə roetsəl (Overpelt) Een raadsel. [ZND B1 (1940sq)] || Raadsel. [Willems (1885)] III-3-2