e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rauw rauw: rauw vliesch (Overpelt), rauw vliesek (Overpelt), rouw vlis (Overpelt), rōͅu̯ (Overpelt) rauw (niet gekookt) [ZND A2 (1940sq)] || Rauw vlees. [ZND 41 (1943)] III-2-3
ravotten brikkelen: brikkelen (Overpelt), laweid maken: lawijt moaken (Overpelt), rakker (zn.): [sic]  rəkər (Overpelt), ravotten: ravotten (Overpelt), sprenken: [sic]  sprenken (Overpelt) Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)] III-3-2
recht vooruitstoten met de armen stompen: stompə (Overpelt), stoten: stuətən (Overpelt) stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)] III-1-2
rechte, vormeloze benen motbenen: mūt biən (Overpelt) benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] III-1-1
rechterachterkwartier rechts achter: rɛxs axtǝr (Overpelt) Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d] I-11
rechtervoorkwartier rechts voor: rɛxs vør (Overpelt) Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c] I-11
rechtstaande oren fikoortjes: fekørkəs (Overpelt), flaporen: flapuərə (Overpelt) oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)] III-1-1
reeks, rij rij: rij (Overpelt), ps. of toch omspellen volgens Frings: [ri]?  räi (Overpelt) rij [ZND 19A (1936)] III-4-4
refrein refrein: refrein (Overpelt) Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)] III-3-2
regels rijbanden: ręjbandǝn (Overpelt) De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld] II-9