e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijgbeugels stijgbeugels: stibø̄.gǝls (Overpelt) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stijlvoetplaat muurplaai: mȳrplāj (Overpelt) De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld] II-9
stilstaan hou: hou̯ (Overpelt) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinkende gouwe wrattenkruid: wrattekroeed (Overpelt), wrattenkrōēd (Overpelt) schelkruid [ZND 06 (1924)] III-4-3
stoel stoel: stŭl (Overpelt) stoel [ZND A2 (1940sq)] III-2-1
stoep stoep: nə stup (Overpelt, ... ) stoep (niet aan de straat) [ZND B1 (1940sq)] || stoep (voor het huis, langs de straat) [ZND B1 (1940sq)] III-3-1
stofblik blik: blik (Overpelt) stofblik [ZND 21 (1936)] III-2-1
stofdoek stofvod: stōf˃voͅt (Overpelt), stoͅf˃voͅt (Overpelt) een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)] III-2-1
stok of twijg om een kind te straffen wis: znd 23, 60c;  wis (Overpelt), wisje: znd 23, 60c;  wiske (Overpelt) stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)] III-2-2
stolp kaasstolp: kē̝ͅsstøͅləp (Overpelt) kaasstolp [N 20 (zj)] III-2-1