e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verkeerd liggen verkeerd liggen: verkeerd liggen (Overpelt) Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49] I-11
verkeren vrijen: vrijen (Overpelt) vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)] III-3-1
verkering hebben vrijen: vrijen (Overpelt) vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)] III-2-2
verkillen stijf worden: stīf wōērən van də kāw (Overpelt) killen (ongevoelig worden van de koude) [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
verkleumd stijf: stief (Overpelt), stīf (Overpelt), stīf vanə kāuw (Overpelt) hij was gans verkleumd van de kou [ZND 28 (1938)] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)] III-1-2
verkouden ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he: ich bin vərka.ut (Overpelt), verkoud: gè zult verkawt wèren (Overpelt), ich bin verkaowd (Overpelt), ich bin verkaut (Overpelt), vǝrkau̯t (Overpelt) Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)] I-9, III-1-2
verkoudheid ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he: ich hɛp ənə ka.u (Overpelt), kou: gĕ zult nĕ kauw kriegen (Overpelt), ich hem n kāw op m`n bōrst (Overpelt) ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)] III-1-2
verkwanselen versjachelen: ps. omgespeld volgens IPA.  vəršaxələ (Overpelt) Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)] III-3-1
verlagen afslaan: ps. omgespeld volgens IPA.  a͂fxəsla͂gə (Overpelt) verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)] III-3-1
verliezen verliezen: verliezen (Overpelt, ... ) Verliezen. [Willems (1885)] || wij verliezen [ZND 08 (1925)] III-3-1, III-3-2