e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
week in de muil week in de muil: wiǝk en dǝ mul (Overpelt) Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f] I-9
weekblad? illustratie (<fr.): ilystrəzi (Overpelt) weekblad met veel prenten en fotos [ZND 36 (1941)] III-3-1
weer genezen weer gedaan: wèr gedoən (Overpelt), weer genezen: wèr genèzen (Overpelt) hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)] III-1-2
weer naar het jaargetijde kraanzomer: Heldere dag in het najaar.  kraanzomer (Overpelt) weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
weerborstel weerborstel: wēͅrbōͅstəl (Overpelt), weerbos: wērbōs (Overpelt) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] III-1-1
weerlichten bliksemen: het bliksemt (Overpelt) weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: weerlicht (Overpelt, ... ) weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] || weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4
weersgesteldheid weer: weer (Overpelt), wer (Overpelt) (vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)] || weer [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
weg weg: waex (Overpelt) weg [RND] III-3-1
wei graswei: graswei (Overpelt), wei: węi̯ (Overpelt, ... ) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8