id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
26141 | borst | borst: bǭ.st (Overpelt) | Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9 |
17578 | borstelig haar | bros: nə broͅs (Overpelt), pinnetjes: penəkəs (Overpelt), pinnetjeshaar: penəkəsōr (Overpelt), stekelhaar: stēkəlōr (Overpelt) | borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] III-1-1 |
17765 | borstkas | borst: bōͅrst (Overpelt), ich hem n kāw op m`n bōrst (Overpelt) | een borst [ZND A1 (1940sq)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-1 |
33988 | borstnet | borstnet: bǭrstnęt (Overpelt) | Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b] I-10 |
33969 | borstriem | borstriem: bǭrstrīm (Overpelt), %%voor de fonetische documentatie wordt verwezen naar het lemma BORSTRIEM%% [borstriem] (Overpelt) | Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52] I-10 |
33968 | borsttuig | hondsgetuig: hānts˲gǝtȳx (Overpelt) | Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51] I-10 |
33713 | bos | bos: bōs (Overpelt), bǫs (Overpelt) | Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8 |
20734 | bosbessenvlaai | olberenvlaai: Syst. Frings ōͅləbērəvlōͅ.i̯ (Overpelt) | Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
33773 | bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt | bles: blęs (Overpelt) | Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27] I-9 |
33771 | bosje haren aan de bovenlip | snor: snǫr (Overpelt) | Voelharen aan de bovenlip. [N 8, 24] I-9 |