e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

Gevonden: 3105
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de stal uitmesten afdoen: ā.vdū.n (Overpelt) De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.] I-11
de stortkar doen achteroverslaan opstoten: ǫpstūǝtǝ (Overpelt) De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88] I-13
de was blauwen blauwselen: blau̯sələ (Overpelt) blauwen [ZND 08 (1925)] III-2-1
de was bleken bleken: blijken (Overpelt) de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)] III-2-1
de was doen (het) lijnwaad wassen: hət līvət wasən (Overpelt) het linnen wassen [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
de was mangelen mangelen: maŋələn (Overpelt) mangelen [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
de zeug naar de beer brengen beren: bērǝ (Overpelt), drijven: drī.vǝ (Overpelt) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
deeg deeg: Het is niet duidelijk wat de invuller bedoeld met de hoge e in het eerste woord.  diēg (Overpelt) zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3
definitieve band band: bant (Overpelt), reep: rīǝp (Overpelt) De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.] II-12
dekbare vaars willige vaars: welegǝ vɛrs (Overpelt) Vrouwelijk kalf dat de eerste tochtigheidsverschijnselen vertoont. [N 3A, 21] I-11