24862 |
dolle kervel |
dolle kelver:
dølǝ kęlǝvǝr (L314p Overpelt),
hondskelver:
hǫnskęlǝvr (L314p Overpelt),
wilde kelver:
welǝ kęlǝvǝr (L314p Overpelt)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.]
I-5
|
17908 |
dompelen |
dompelen:
in t waoter dompelen (L314p Overpelt),
in t woater dompelen (L314p Overpelt),
in het water dompelen:
in ⁄t waoter dompelen (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt)
|
(in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)]
III-1-2, III-4-4
|
25120 |
donderen |
donderen:
donderen (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt,
L314p Overpelt)
|
donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25121 |
donderwolk |
dondertorens:
dondertorens (L314p Overpelt)
|
zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25118 |
donderx |
donder:
de donder (L314p Overpelt),
donder (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt)
|
donder [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25022 |
donker worden, duisteren |
duisteren:
ət dystərt (L314p Overpelt)
|
Hoe heet de schemering (de tijd voor het donker wordt) ? [ZND 42 (1943)]
III-4-4
|
25021 |
donker, duisterx |
donker:
donker (L314p Overpelt, ...
L314p Overpelt,
L314p Overpelt)
|
(`t is hier) donker [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
34042 |
donkerbruine koe |
vaal (bijvgl. nmw.):
vǭǝl (L314p Overpelt)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a]
I-11
|
24138 |
dons, nestveren |
duivelshaar:
duvelshoar (L314p Overpelt)
|
dons [ZND 35 (1941)]
III-4-1
|
20195 |
dood (adj. schertsend bedoeld |
de hoek om:
znd 23, 022b;
du hoek om (L314p Overpelt),
er geweest:
znd 23, 022b;
’r gewist (L314p Overpelt),
naar het pieringenland:
znd 23, 022b;
nà ’t pieringenlaand (L314p Overpelt)
|
dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|