e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Overpelt

Overzicht

Gevonden: 3105
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gieter gieter: gitər (Overpelt) gieter (van tuinier) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
gilde gilde: gil (Overpelt) Een gilde. [ZND 35 (1941)] III-3-2
gist gist: gęs (Overpelt) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] II-1
glad, glijdend glad: gloͅət (Overpelt) glad [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
glazig glazig: gloazige (Overpelt) aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)] III-2-3
gleiswerk aardegoed: ę ̞ǝdǝgut (Overpelt) Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.] II-8
glijden slibberen: sleͅbərə (Overpelt), slipperen: slipperen (Overpelt) hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen) [ZND 14 (1926)] III-1-2
glimlachen glimlachen: glemlaxən (Overpelt) hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)] III-1-4
glimworm glimworm: glemwøͅrm (Overpelt), glimworm (Overpelt, ... ), madelichtje: mailichtjes (Overpelt), māoilichtjes (Overpelt) glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)], [ZND B2 (1940sq)] III-4-2
goed liggen goed: gut (Overpelt) Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51] I-11