24987 |
glad, glijdend |
glattig:
glettig (K357p Paal, ...
K357p Paal),
gəlɛtəx (K357p Paal)
|
glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)], [ZND B2 (1940sq)]
III-4-4
|
20556 |
glazig |
glazen:
glaoze (K357p Paal),
glaze (K357p Paal),
waterige:
waterige (K357p Paal)
|
aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)]
III-2-3
|
29571 |
gleiswerk |
aardegewerk:
ęjǝrgǝwɛrǝk (K357p Paal),
aardegoed:
ē̜rǝgǫwt (K357p Paal)
|
Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.]
II-8
|
22376 |
glijbaan |
schuifaf:
schuifaf (K357p Paal)
|
Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34172 |
goed liggen |
goed:
gǫwt (K357p Paal)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
17786 |
goed luisteren |
goed luisteren:
goe lūīsteren (K357p Paal),
goud luusteren (K357p Paal)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
34120 |
goede vleeskoe |
prijsbeest:
prē̜sbii̯ǝst (K357p Paal)
|
Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b]
I-11
|
33024 |
goede- opbrengst geven |
opbrengen:
ǫbręŋǝ (K357p Paal)
|
Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39]
I-4
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
das goeë koeëjp (K357p Paal)
|
Dat is goedkoop [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21512 |
goedkoopst |
bestekoop:
beste koeep (K357p Paal)
|
goedkoopst [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|