26685 |
handmolen |
korenmannetje:
kōrǝmɛnǝkǝ (K357p Paal),
korenmolentje:
kōrǝmø̄lǝkǝ (K357p Paal)
|
Eenvoudige handmolen bestaande uit een koppel molenstenen met kleine spil, zwengel en steenkuip, in sommige gevallen uitgebreid met kaar en maalstoel. De molen werd gebruikt om graan te malen en in voorkomende gevallen ook voor het breken van zaden. De handmolen was in l 159a niet bekend. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N D, 1; N D, 2; JG 1a]
II-3
|
17662 |
handpalm |
palm:
paləm (K357p Paal)
|
palm van de hand [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18256 |
handschoen |
haas:
e paar haasen (K357p Paal),
een haas (K357p Paal),
ha:sə (K357p Paal),
hōs (K357p Paal),
ən paar hasə (K357p Paal),
’n hāās (K357p Paal),
Frequenter gebruikt.
hās (K357p Paal),
handschoen:
handschoen (K357p Paal),
hantskown (K357p Paal),
’n paor handschoën (K357p Paal)
|
een paar handschoenen [ZND 35 (1941)] || handschoen [ZND 35 (1941)] || handschoen - handschoenen [ZND m] || handschoen, twee handschoenen [ZND B1 (1940sq)] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18711 |
handschoen zonder vingers |
mitaine (fr.):
mitɛ:nə (K357p Paal)
|
wanten of handschoenen die de vingers onbedekt laten [meténtjes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32662 |
handvat aan de ploegstaart |
handvat:
hánt˲vát (K357p Paal)
|
De staart van een voetploeg, een radploeg en de zgn. losse karploeg is voorzien van of eindigt in een handvat, dat de ploeger stevig vasthoudt om te bereiken dat de ploeg de voor goed afsnijdt en niet uit de voor schiet. Aan dat handvat trekt hij de ploeg aan het einde van iedere voor om en houdt hij de (achter)ploeg vast wanneer deze in de sleepstand over de wendakker getrokken wordt. De latere vaste karploegen hebben van achteren ook een handvat. Maar omdat dergelijke ploegen niet echt bestuurd hoeven te worden, is dit handvat vooral dienstig bij het keren en het op nieuw inzetten van de ploeg. [N 11, 31.I.k; N 11A, 84i; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
33314 |
handvat van de sikkel |
steel:
stēl (K357p Paal)
|
Korte houten gedeelte waaraan het mes bevestigd is. Hiermee hield men de sikkel vast. [N 18, 79a; monogr.]
I-5
|
29938 |
handvat van de troffel |
steel:
stēl (K357p Paal)
|
Het handvat van de troffel kan in hout of kunststof zijn uitgevoerd. [N 30, 7c; monogr.]
II-9
|
33040 |
handvat van de zicht |
handhouw:
hanhau̯ (K357p Paal),
handvat:
hant˲vat (K357p Paal)
|
De steel van de zicht bestaat uit één stuk hout. Het bovenste deel ervan is scherp gebogen. Dit deel dient als handvat waarmee men de zicht hanteert. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. Vergelijk de lemma''s over de handvatten aan de steel van de zeis (3.2.4 - 3.2.7) in aflevering I.3. In de volgende plaatsen werd hetzelfde antwoord gegeven als voor "steel" (zie het lemma ''steel van de zicht'', 4.3.2): K 278, L 164, 288a, 296, 314, 320, 327, 330, 378, 381, 381b, 422, 426, 429, 431, P 175, Q 14, 15, 33, 71, 90, 93, 96, 99, 121, 197, 198b, 201, 207.' [N 18, 70b; JG 1a, 1b; A 14, 9; L 45, 9; monogr.]
I-4
|
33157 |
handvat van het strosnijmes |
handvat:
hantfat (K357p Paal)
|
Het houten gedeelte van het strosnijmes. Vergelijk ook het de lemma''s ''steel van de zeis'' (3.2.3) in aflevering I.3 en ''steel van de zicht'' (4.3.2)in deze aflevering). Zie afbeelding 18, c. [N 18, 103b]
I-4
|
31701 |
handvatten van de trekzaag |
handvatten:
hant˲vatǝ (K357p Paal)
|
De twee in het verlengde van het zaagblad van de trekzaag bevestigde handvatten. [N 18, 128a; N 50, 17b]
II-12
|