e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Paal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knoop van de korenhalm knoop: (mv knyǝpǝ)  knyǝp (Paal) De verdikking die zich op regelmatige afstanden in de stengel van de korenhalm bevindt. Ook de opgegeven meervoudsvormen van de woordtypen knoop en knook zijn in het lemma opgenomen; cf. hoop met meervouden in het lemma ''molshoop in het grasland'' (2.5) in aflevering I.3. Zie afbeelding 2, c. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
knorren knorren: knǫrǝ (Paal) Het natuurlijke geluid van een varken. [N 19, 23; Wi 56; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
knorrepot grommelaar: gromeler (Paal), n grommelèèr (Paal), lastige, een -: ne lestige (Paal), nirker: nə nirker (Paal), pruttelaar: preuteleir (Paal), zemelaar: ⁄n semmeleir (Paal), zwartkijker: ne zwetkieker (Paal) Een lastig persoon, een knorpot (greef?). [ZND 35 (1941)] || Wat een gemelijke kerel (altijd misnoegd, knorrig). [ZND 24 (1937)] || Wat een knorrepot ! (Het echte dialectwoord opgeven). [ZND 28 (1938)] III-1-4
knuppel, knots knuppel: knueppel (Paal), knuppel (Paal, ... ), knypəl (Paal, ... ), knøpəl (Paal), mispelaar: mispeler (Paal) hoe heet een korte dikke stok, b.v. om noten af te werpen. [ZND 28 (1938)] || knuppel [RND], [ZND 36 (1941)], [ZND B2 (1940sq)], [ZND m] III-1-2
knutselen knutselen: knutselen (Paal) Allerlei kleine voorwerpen uit liefhebberij en met geringe hulpmiddelen maken [knutselen, kutselen]. [N 88 (1982)] III-3-2
koe koe: kui̯ (Paal, ... ), kui̯ǝn (Paal), kōi̯ (Paal), kōi̯ǝn (Paal), kǫi̯ (Paal), kǫi̯ǝn (Paal) Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s] I-11
koe die pas gekalfd heeft vaarse: vǫrsǝ (Paal), vɛsǝ (Paal) Voor een aantal varianten van vaars zou men kunnen denken aan een woord vers. Het wnt (xx-1, blz. 2125) vermeldt ''vers'' in de betekenis van "jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft" (wnt xviii, blz. 72). Het onderscheid tussen vers- en vaarsvarianten is niet altijd even duidelijk. Daarom is er gekozen voor één woordtype vaars.' [A 4, 16; L 20, 16] I-11
koe die tweemaal heeft gekalfd koe van (het) tweede kalf: [koe] van twidǝ [kalf] (Paal) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b] I-11
koe met gebogen, opgezette rug kromme rug: krumǝ røx (Paal) [N 3A, 145c] I-11
koe met hellend kruis hanggat: haŋgat (Paal) [N 3A, 145a; monogr.] I-11