33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brok (K357p Paal),
bruk (K357p Paal)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33649 |
laagliggende akker |
lage grond:
līgǝ gront (K357p Paal)
|
Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b]
I-8
|
33650 |
laagte in een akker |
zonk:
zuŋk (K357p Paal)
|
Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
lixtǝ (K357p Paal)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
bot:
bot (K357p Paal),
bottə (K357p Paal),
bòt (K357p Paal, ...
K357p Paal),
-> e paar botten.
botten (K357p Paal),
-> e poar botte.
bot (K357p Paal)
|
laars [ZND B1 (1940sq)] || laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
18359 |
laars met sluitriempje |
rijbot:
rai̯botte (K357p Paal),
Rāibòtə (K357p Paal)
|
laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
bot:
bòt (K357p Paal, ...
K357p Paal)
|
laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34581 |
ladderboom |
leerboom:
līǝrbuǝm (K357p Paal),
(mv)
līrbuǝmǝ (K357p Paal)
|
Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b]
I-13
|
19668 |
lade |
schuif van de tafel:
schaaif van de taofel (K357p Paal),
schuif van een tafel:
schaïf vanne toffel (K357p Paal),
sXaif vanə toͅfəl (K357p Paal)
|
lade van een tafel [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
27367 |
laden |
laden:
lǭi̯ǝ (K357p Paal)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|